1.1.Eiser heeft op 9 augustus 2021 een aanvraag ingediend tot verlening van een
verblijfsvergunning regulier met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ bij ‘ [bedrijfsnaam] ’.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen, omdat eiser geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en verweerder geen aanleiding ziet om eiser van het mvv-vereiste vrij te stellen. Verweerder heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan het documentatievereiste. De aanvraag is daarom niet voor advies voorgelegd aan de onder de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken (EZK) werkzame Rijkdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Verweerder heeft de aanvraag ook afgewezen omdat eiser een gevaar is voor de openbare orde.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij doet een beroep op de standstill-bepalingop grond waarvan het mvv-vereiste niet op hem van toepassing zou zijn. Voorts voldoet hij aan het documentatievereiste en is er ten onrechte geen advies aangevraagd bij de Minister van Economische Zaken (agentschap RvO). Bovendien is hij geen gevaar voor de openbare orde. Verweerder heeft ten onrechte niet getoetst of zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat het inreisverbod in strijd is met de standstill-bepaling.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel verweerder terecht heeft gecocludeerd dat eiser niet heeft voldaan aan het documentatievereiste. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij vindt dat eiser niet aan het documentatievereiste heeft voldaan.
5. Met het “documentatievereiste” wordt bedoeld de documenten die moeten worden overgelegd bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking “arbeid als zelfstandige”. Het documentatievereiste is neergelegd in paragraaf B6/4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, in bijlage 8aa van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en op het aanvraagformulier is vermeld welke (financiële) gegevens moeten worden overgelegd en dat deze moeten zijn gecontroleerd door een daartoe bevoegde externe adviseur.
6. De rechtbank stelt vast dat het ondernemingsplan dat eiser heeft overgelegd in summiere en in algemene bewoordingen is opgesteld en geen op het bedrijf toegespitste markt- en concurrentie analyse bevat. Ook is de expertise van eiser slechts onderbouwd met een enkele referentie hetgeen de rechtbank onvoldoende acht. Ook het financiële plan is onvoldoende onderbouwd, nu definitieve jaarrekeningen, tussentijdse balansen en exploitatieoverzichten en inkoopfacturen ontbreken. Het overleggen van een enkel afschrift van de zakelijke rekening maakt dat niet anders. Evenmin is gebleken dat de wel overgelegde gegevens zijn gecontroleerd door een bevoegd extern adviseur.
7. Het ondernemingsplan bevat dus niet de in het beleid genoemde stukken. De aanvraag voldoet daarom niet aan het documentatievereiste, waardoor verweerder de aanvraag niet hoefde voor te leggen aan de RvO. Verweerder mocht de aanvraag afwijzen.
8. Het betoog van eiser dat het stellen van het mvv-vereiste in strijd is met de zogeheten standstill-bepaling van artikel 41 van het Aanvullend protocol van 23 november 1970 bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, slaagt niet. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling kan, met inachtneming van de standstill-bepaling, aan Turkse vreemdelingen die een aanvraag hebben ingediend voor verblijf voor het verrichten van arbeid als zelfstandige niet de mvv-eis worden tegengeworpen, zonder voorafgaand onderzoek naar de vraag of overigens aan de vereisten voor verlening van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt voldaan.Uit het bestreden besluit blijkt dat het mvv-vereiste niet aan eiser is tegengeworpen dan nadat eerst is beoordeeld of hij als Turkse zelfstandige in aanmerking kwam voor toelating in Nederland. Omdat verweerder, zoals hiervoor is overwogen, terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft voldaan aan het documentatievereiste en daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met de door hem beoogde/uitgevoerde arbeid als zelfstandige een wezenlijk Nederlands belang dient - en eiser dus niet wordt toegelaten - heeft verweerder vervolgens terecht overeenkomstig het systeem van de Vw 2000 vastgesteld dat daarmee evenmin is voldaan aan de voorwaarde om te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in lijn met voornoemde jurisprudentie heeft besloten en dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste dan ook niet in strijd is met de standstill-bepaling.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de aanvraag op juiste gronden is afgewezen.
10. Nu hetgeen hiervoor is overwogen reeds leidt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen kan de vraag of verweerder ook op grond van de openbare orde de aanvraag mocht afwijzen onbesproken blijven.
11. Het standpunt van eiser dat het inreisverbod in strijd is met de standstill-bepaling kan niet slagen nu de rechtmatigheid van het op 15 augustus 2015 aan eiser opgelegde inreisverbod in rechte vaststaat. Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd over het inreisverbod kan niet aan deze vaststelling afdoen.
13. Het beroep is ongegrond. Gezien deze beslissing van de rechtbank over het beroep van eiser, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.