ECLI:NL:RBDHA:2023:2399
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten, omdat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Verzoeker had op 21 april 2022 beroep aangetekend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Op 2 juni 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft overwogen dat, omdat verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, er vanuit kan worden gegaan dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op een bedrag van € 418,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 januari 2023.