Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Nigeriaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'humanitair tijdelijk', welke was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat de aanvraag niet in behandeling kon worden genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank stelde vast dat de eiseres op 31 maart 2022 aangifte had gedaan van mensenhandel, maar dat het Openbaar Ministerie (OM) had besloten om geen vervolging in te stellen. Dit leidde tot de conclusie dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk was voor de opsporing en vervolging van mensenhandel.
De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris niet verplicht was om ambtshalve te beoordelen of eiseres in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingencirculaire. De rechtbank vond ook dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de bezwaren van eiseres niet konden leiden tot een andersluidend besluit. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.