ECLI:NL:RBDHA:2023:2453
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J. Boerlage - van den Bosch
- M.C. Drenten-Boon
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende verblijfsrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 25 maart 2022, beëindigde het verblijfsrecht van verzoeker en verklaarde hem ongewenst. Het bezwaar van verzoeker tegen dit primaire besluit werd op 11 oktober 2022 ongegrond verklaard door de staatssecretaris.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat inhoudt dat hij vroeg om een tijdelijke maatregel totdat er een definitieve uitspraak in de hoofdzaak zou zijn gedaan. De zittingen vonden plaats op 5 januari 2023 en 20 januari 2023, waarbij verzoeker op de tweede zitting aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.A. van Harmelen. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.H.D. van Eijk.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 2 maart 2023, zaaknummer NL22.20833, geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er inmiddels een uitspraak op het beroep is gedaan. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.