ECLI:NL:RBDHA:2023:2533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot uitzetting naar China

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, die op 12 oktober 2022 was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft ambtshalve een toetsing uitgevoerd, omdat er een lange termijn was verstreken zonder dat eiser beroep had ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. De toetsing vond plaats op basis van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, waarbij de rechtbank het zicht op uitzetting, het voortvarendheidsvereiste en de mogelijkheid van een lichter middel heeft beoordeeld.

De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht op uitzetting naar China is, aangezien de Chinese autoriteiten in beginsel meewerken aan de afgifte van een laissez passer. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, ondanks de lange duur van het onderzoek. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zijn medewerkingsplicht voldoende is nagekomen, en er is een risico dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Daarom is de maatregel van bewaring onverkort rechtmatig verklaard.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 maart 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4958
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.B.G.T. von Bóné), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 1 november 2022 (in de zaak NL22.21259) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (31 oktober 2022) rechtmatig was.
Deze maatregel duurt nog voort. Inmiddels is een lange termijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 20221 toetst de rechtbank nu ambtshalve of deze maatregel nog voldoet aan de eisen die daaraan door het Unierecht worden gesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt met betrekking tot het zicht op uitzetting als volgt. In beginsel werken de Chinese autoriteiten mee aan uitzettingen van vreemdelingen die afkomstig zijn uit China. Eind september 2022 heeft verweerder een aanvraag om afgifte van een laissez passer (lp) naar de Chinese autoriteiten verzonden. De omstandigheid dat de Chinese autoriteiten tot op heden niet hebben gereageerd op deze aanvraag, biedt op zich
1. ECLI:EU:C:2022:858
geen aanknopingspunt voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting van eiser is. In ieder geval hebben de Chinese autoriteiten geen signalen afgegeven dat zij deze aanvraag niet zullen honoreren.
2. Bij de rechterlijke toets of verweerder de uitzetting voortvarend verricht, dient de rechtbank het geheel aan handelingen ter voorbereiding van de uitzetting in ogenschouw te nemen. In dat verband is van belang dat verweerder nog op 3 februari 2023 heeft gerappelleerd bij de Chinese autoriteiten en dat verweerder nog op 17 februari 2023 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Het is niet aannemelijk dat de uitzetting van eiser kan worden bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen verricht. Verder geldt onverminderd dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aangetoond dat hij afdoende invulling heeft gegeven aan zijn medewerkingsplicht. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
3. Er is onverkort een risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Verder is er geen garantie dat de uitzetting van eiser zal worden gerealiseerd indien aan hem een lichter middel dan de maatregel van bewaring wordt opgelegd. Eiser heeft voorts geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die verweerder ertoe hadden moeten brengen om met een lichter middel te volstaan. Terecht heeft verweerder de belangenafweging in het nadeel van eiser laten uitvallen.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een proceskostenveroordeling toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring onverkort rechtmatig is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.