Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 11 december 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek om een verweerschrift in te dienen. Op 17 september 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Aangezien de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker heeft ingewilligd terwijl het beroep tegen het niet tijdig beslissen nog aanhangig was, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door verzoeker gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Dit bedrag is berekend door het toekennen van punten aan de verrichte proceshandelingen, vermenigvuldigd met de waarde per punt en de toepasselijke wegingsfactor. In dit geval is de wegingsfactor 'licht' van toepassing, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geen andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten vastgesteld. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.