ECLI:NL:RBDHA:2023:2589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over arrestatie en marteling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 27 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 juli 2022 werd afgewezen. De rechtbank ontving het beroepschrift van de eiser op 21 juni 2022 en behandelde de zaak op 9 januari 2023. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft verklaard dat hij in Nigeria is gearresteerd en gemarteld door de autoriteiten vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij een politieke groepering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig zijn, omdat hij op verschillende punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor vervolging. De rechtbank heeft de stelling van de eiser dat zijn verklaringen mogelijk zijn beïnvloed door miscommunicatie met de tolk, verworpen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet als een réfugié sur place kan worden aangemerkt, omdat hij geen bewijs heeft geleverd van politieke activiteiten in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.