ECLI:NL:RBDHA:2023:2606

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2989
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van 30 januari 2023, waarin de aanvraag niet in behandeling werd genomen, was gebaseerd op de stelling dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland op 6 januari 2023 een verzoek om overname bij Spanje heeft ingediend, dat door Spanje op 16 januari 2023 is aanvaard.

De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve onderzocht of de eiser nog procesbelang had bij het beroep. Uit informatie van de verweerder bleek dat de eiser op 16 februari 2023 met onbekende bestemming was vertrokken en dat er geen contact meer was met zijn gemachtigde. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, dit kan betekenen dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter J.Y.B. Jansen en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2989

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL23.2990. Hierop zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 6 januari 2023 bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard op 16 januari 2023.
3. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. In zijn bericht van 20 februari 2023 heeft verweerder gesteld dat eiser blijkens de bij verweerder toegankelijke systemen op 16 februari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Bij bericht van 2 maart 2023 heeft de gemachtigde van eiser verklaard geen contact meer te hebben met eiser.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183), blijkt dat, indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep, aldus de Afdeling.
5. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.