ECLI:NL:RBDHA:2023:2608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
NL23.471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van de Dublinverordening, aangezien eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat er in Frankrijk structurele tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen, wat hij zelf heeft ervaren. Hij stelt dat hij gedwongen is de opvang te verlaten terwijl hij ernstig ziek was en medische zorg nodig had. Eiser betoogt dat hij bij terugkeer naar Frankrijk een reëel gevaar loopt dat zijn grondrechten worden geschonden.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdens zijn asielprocedures in Frankrijk opvang heeft gehad en dat zijn stellingen over de opvang in Frankrijk niet voldoende onderbouwd zijn. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder geen nader onderzoek hoefde te doen naar de gezondheidstoestand van eiser, omdat hij geen medische stukken heeft overgelegd die zijn claims ondersteunen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en bevestigd dat de aanvraag niet in behandeling is genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.471
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. B.A. Palm),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Procesverloop

In het besluit van 5 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.472, op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij verweerder een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen. Volgens verweerder is Frankrijk -op grond van de Dublinverordening- verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat hij daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend.
2. Eiser is het hier niet mee eens en vindt dat verweerder zijn asielaanvraag in behandeling moet nemen. Eiser voert aan dat in Frankrijk sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen, wat hij zelf heeft meegemaakt. Hij heeft gedwongen de opvang moeten verlaten, terwijl hij ernstig ziek was en medische zorg nodig had. Volgens eiser schendt Frankrijk het bieden van (nood)opvang aan asielzoekers en loopt hij bij terugkeer een reëel gevaar dat zijn grondrechten op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het arrest M.K. tegen Frankrijk1 en de uitspraak van het Duitse Verwaltungsgericht Arnsberg van 26 april 2019.
1. Van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 december 2022 (ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918).
Verder voert eiser aan dat verweerder heeft nagelaten onderzoek te doen naar zijn medische situatie. Volgens eiser lag dit op de weg van verweerder, omdat hij bij de politie al had gezegd last te hebben van gezondheidsproblemen. Hij verwijst hiervoor naar het proces- verbaal van 3 september 2022.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Frankrijk heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerder niet langer van dit beginsel mag uitgaan.
3.1.
Van belang is dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij tijdens zijn asielprocedures in Frankrijk opvang heeft gehad. Zoals hij zelf zegt, bij een negatieve beslissing moest hij de opvang verlaten. Dat is niet anders dan in Nederland. Als een asielaanvraag wordt afgewezen en je moet het land verlaten, bestaat er (op den duur) geen recht op opvang meer. Met deze stelling heeft eiser dan ook niet aannemelijk gemaakt dat Frankrijk in strijd handelt met de Opvangrichtlijn. Dat hij, nadat zijn asielprocedures in Frankrijk waren beëindigd, een tijd dakloos was is dan ook onvoldoende om te kunnen concluderen dat ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daar komt bij dat niet is gebleken dat er voor eiser geen mogelijkheid was om bij de hogere Franse autoriteiten te klagen over de opvangvoorzieningen. Dit heeft hij niet (met stukken) onderbouwd. Verder is niet gebleken dat eiser geen toegang had tot medische hulp. Hij heeft wel verklaard dat hij niet naar het ziekenhuis kon, maar heeft dit niet onderbouwd.
3.2.
Verder zijn de door eiser aangehaalde uitspraken onvoldoende voor een andere conclusie. De uitspraken zijn niet vergelijkbaar met de situatie van eiser. Zo gaat het arrest
M.K. tegen Frankrijk over een vrouw en haar drie dochters die -na herhaaldelijke verzoeken en rechterlijk uitspraken in hun voordeel- geen (nood)opvang kregen. Niet is gebleken dat eiser in Frankrijk heeft geklaagd over het uitblijven van opvang. Verder gaat de uitspraak van het Verwaltungsgericht Arnsberg over een kwetsbare alleenstaande moeder met psychische problemen en een ziek kind. Bovendien komt de uitspraak uit 2019 en zijn de omstandigheden inmiddels mogelijk gewijzigd.
4. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om nader onderzoek te doen naar de gezondheidstoestand van eiser. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn problemen niet goed is geworden in zijn hoofd. Dit heeft verweerder weinig concreet hoeven vinden om hier nader onderzoek naar te doen. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd.
5. Gelet op het voorgaande slagen de beroepsgronden niet. Verweerder heeft dan ook terecht de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk hiervoor verantwoordelijk is.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.