ECLI:NL:RBDHA:2023:2612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
22/5775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van Nederlanderschap en evenredigheidstoets in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het verlies van het Nederlanderschap van eiser, die in Argentinië woont. Eiser had een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend, maar deze werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. De minister stelde dat eiser zijn Nederlanderschap had verloren op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) per 1 april 2013. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de wetswijzigingen die tot het verlies van zijn Nederlanderschap leidden. Hij stelde ook dat de minister een te beperkte evenredigheidstoets had verricht, waarbij alleen beroepsactiviteiten in aanmerking waren genomen.

De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geweigerd het paspoort te verstrekken, omdat eiser niet had aangetoond dat hij op het peilmoment gebruik maakte van de rechten die voortvloeien uit het Unieburgerschap. De rechtbank volgde het advies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), waarin werd gesteld dat eiser als Argentijn zonder visum naar de EU kan reizen. De rechtbank concludeerde dat de evenredigheidstoets door de minister correct was uitgevoerd en dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5775

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. dr. C.R.M. Versteegh),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Geraedts).

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de aanvraag voor een Nederlands paspoort van eiser niet in behandeling te nemen (lees: af te wijzen).
Bij besluit van 3 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 17 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat heeft verweerder besloten?
1. Verweerder heeft geweigerd aan eiser een Nederlands paspoort te verstrekken. De reden daarvoor is dat eiser volgens verweerder met ingang van 1 april 2013 het Nederlanderschap heeft verloren op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser, woonachtig in Argentinië, is het niet eens met het bestreden besluit. In zijn beroepschrift heeft hij in de eerste plaats verzocht zijn bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast voert eiser aan dat hij nooit door de Nederlandse overheid is geïnformeerd over wetswijzigingen met betrekking tot het Nederlanderschap en dat hij ook niet in staat was van dergelijke wijzigingen kennis te nemen. Hij is er pas achter gekomen dat hij het Nederlanderschap had verloren toen hij bij de Nederlandse ambassade een aanvraag voor een nieuw Nederlands paspoort deed. Ook heeft verweerder ten onrechte niet meegewogen dat eiser geen afstand kan doen van de Argentijnse nationaliteit. Verweerder heeft een te beperkte evenredigheidstoets verricht, waarbij hij ten onrechte alleen acht heeft geslagen op beroepsactiviteiten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser tevens de Argentijnse nationaliteit heeft, dat hij in Argentinië is geboren en dat hij op 1 april 2013 tien jaar onafgebroken in Argentinië woonachtig was. Dat betekent dat aan de toepassingsvoorwaarden zoals geformuleerd in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN is voldaan.
4.1
Verweerder heeft terecht gesteld dat het, vanuit het oogpunt van eigen verantwoordelijkheid van Nederlanders die in het buitenland wonen, mag worden verlangd dat zij zich adequaat laten voorlichten over de geldende regels met betrekking tot het behoud van het Nederlanderschap.
4.2
Het geven van onvoldoende voorlichting over de mogelijkheid van verlies van rechtswege van de Nederlandse nationaliteit kan niet de wettelijke bepaling van artikel 15, aanhef en onder c, van de RWN opzij zetten. Indien al sprake zou zijn van schending van het vertrouwensbeginsel doordat onvoldoende voorlichting zou zijn gegeven, geldt bovendien dat in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) limitatief is bepaald in welke gevallen het Nederlanderschap wordt verkregen, dan wel verloren. Dit is overwogen door de Hoge Raad in de beschikking van 19 december 2003 [1] en in de beslissing op prejudiciële vragen van 25 februari 2022. [2] Uit die jurisprudentie volgt dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen en evenmin kan worden behouden door de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.3
Het betoog van eiser dat hij nooit is geïnformeerd over wetswijzigingen met betrekking tot het Nederlanderschap en dat hij ook niet in staat was van dergelijke wijzigingen kennis te nemen, slaagt niet.
5. In geschil is verder of het verlies van de Nederlandse nationaliteit in het geval van eiser de evenredigheidstoets doorstaat zoals die voortvloeit uit de uitspraak van het Europees Hof van Justitie in de zaak Tjebbes e.a. [3] Het Hof oordeelde dat de verliesgrond zoals vastgelegd in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN niet principieel in strijd is met het Unierecht, maar dat het wel mogelijk moet zijn om achteraf de proportionaliteit van het mogelijke verlies te toetsen in het licht van het Europese recht. Het Hof overwoog onder meer dat met name relevant kan zijn het feit dat de betrokkene door het verlies van rechtswege van het Nederlanderschap en van het Unieburgerschap zou worden geconfronteerd met beperkingen in de uitoefening van zijn recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten, wat in voorkomend geval leidt tot bijzondere moeilijkheden om zich naar Nederland of een andere lidstaat te blijven begeven om daar zijn beroepsactiviteiten te verrichten of de noodzakelijke stappen te ondernemen om er dergelijke activiteiten te verrichten.
6.1
De hoogste bestuursrechter heeft beslist dat het peilmoment waarop dient te worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel het moment van het verlies van het Nederlanderschap is. Ook besliste de hoogste bestuursrechter dat slechts feiten en omstandigheden die verband houden met rechten voortvloeiend uit het Europees burgerschap relevant zijn voor de evenredigheidstoets. Bij de beoordeling moeten niet alleen de gevolgen van het verlies van het Nederlanderschap die zich op het peilmoment reeds hebben gemanifesteerd worden betrokken, maar ook de gevolgen die op dat moment redelijkerwijze voorzienbaar waren. Gevolgen die op het peilmoment hypothetisch zijn of waarvan niet vaststaat dat die zich voor zullen doen, hoeven niet in de beoordeling te worden betrokken. [4]
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de evenredigheidstoets juist heeft verricht. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft in dit kader advies uitgebracht aan verweerder, waarin uitvoerig is ingegaan op de argumenten die eiser heeft aangevoerd omtrent zijn persoonlijke situatie. Uit dit advies blijkt dat niet is gebleken dat eiser op het peilmoment gebruik maakte van de aan het Unieburgerschap verbonden rechten of concrete plannen had om dat te gaan doen. Daarnaast is meegewogen dat eiser, als Argentijn, voor reizen naar de EU niet visumplichtig is en zonder belemmering de EU in kan reizen voor bijvoorbeeld familiebezoek. De rechtbank volgt deze redenatie uit het advies van de IND. Verweerder mocht het advies van de IND overnemen en aan het bestreden besluit ten grondslag leggen. Het gegeven dat eiser geen afstand kan doen van zijn Argentijnse nationaliteit, is geen omstandigheid die verband houdt met het Unierecht en mocht door verweerder buiten beschouwing worden gelaten. Het betoog van eiser dat verweerder een te beperkte evenredigheidstoets heeft verricht, slaagt niet.
7. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, voor zover dit een herhaling betreft van dat wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel nu eiser in zoverre niet heeft aangegeven wat er niet juist is aan de motivering van het bestreden besluit.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2023
.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

3.Uitspraak van 12 maart 2019, C-221/17 (ECLI:EU:C:2019:189).
4.Uitspraak van de ABRvS van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:423).