ECLI:NL:RBDHA:2023:2618
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) had zien intrekken per 21 november 2021, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 februari 2023 waren de gemachtigden van zowel verzoekster als verweerder aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft allereerst vastgesteld dat verzoekster vrijgesteld is van het betalen van griffierecht. Vervolgens is er gekeken naar het spoedeisend belang van het verzoek. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij sinds de intrekking van haar bijstandsuitkering geen inkomen heeft en dat haar vaste lasten doorlopen, wat leidt tot oplopende schulden. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat deze stelling onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een spoedeisend belang. Er is geen acute financiële nood aangetoond, zoals dreigende huisuitzetting of afsluiting van energie- en waterlevering.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, in aanwezigheid van griffier mr. M. van de Wetering, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.