ECLI:NL:RBDHA:2023:2624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
SGR 21/8324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag door het UWV. Eiseres, die eerder ziek was door zwangerschapsklachten, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat zij op 18 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het procesverloop en de medische situatie van eiseres zorgvuldig onderzocht. Eiseres had klachten van vermoeidheid en bloedarmoede, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV de medische situatie van eiseres op de datum in geding correct had beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op 18 april 2021 voor 16,25% arbeidsongeschikt was en dat zij in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met haar medische belastbaarheid. De rechtbank vond dat de medische onderzoeken door het UWV zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV standhield. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8324

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Procesverloop

In het besluit van 22 april 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
In het besluit van 17 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek op 16 november 2022 heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld haar stelling (dat haar hemoglobine (Hb)-waarde al heel lang veel te laag is waardoor zij erge vermoeidheidsklachten heeft) met medische informatie van haar huisarts te onderbouwen door deze gegevens in de procedure in te brengen. Bij mailberichten van 23 november 2022 en 2 december 2022 heeft eiseres informatie van haar huisarts ingebracht. Naar aanleiding van deze informatie heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV een rapport opgesteld van 19 december 2022.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Op 10 juli 2017 is eiseres in dienst getreden bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen als teamondersteuner werkbedrijf voor 30,69 uur per week. Dit dienstverband is op 31 december 2017 verbroken. Daarop heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Eiseres heeft zich op 26 januari 2018 ziek gemeld in verband met zwangerschapsklachten. Daarop is aan eiseres ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Het UWV heeft eiseres per 19 augustus 2018 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) toegekend. Deze uitkering is per 17 december 2018 beëindigd. Vervolgens is het ziekengeld per deze datum weer hervat, omdat eiseres na het einde van de WAZO-uitkering nog steeds ziek was.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV eiseres op grond van de resultaten van een medische en arbeidskundige beoordeling ongeschikt geacht voor haar eigen werk als teamondersteuner werkbedrijf. Er zijn evenmin voorbeeldfuncties te duiden, die eiseres met haar beperkingen zou kunnen verrichten en waarmee ze meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat ze ziek werd. Daarom is het ziekengeld voortgezet. Het UWV heeft eiseres per 12 april 2020, onder intrekking van haar recht op ziekengeld, een WAZO-uitkering toegekend tot 15 augustus 2020, waarna per 17 augustus 2020 het ziekengeld weer is hervat.
3. Op 25 januari 2021 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het primaire besluit genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV?

4. Het UWV heeft de weigering om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op 18 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5. Het medisch onderzoek van het UWV is vastgelegd in de rapporten van arts M. Smit, getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts M. Haentjes, van 15 april 2021 en van verzekeringsarts bezwaar en beroep E. Tolsma van 4 november 2021. De voor eiseres vastgestelde medische belastbaarheid is in bezwaar aangescherpt door Tolsma en verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 november 2021.
6. Het arbeidskundig onderzoek van het UWV is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige M.F.A. Spoor van 20 april 2021 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep H. Timp van 15 november 2021.

Wat vindt eiseres?

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Ter zitting heeft eiseres kenbaar gemaakt dat zij enkel nog over haar beroepsgrond met betrekking tot de bloedarmoede (en de daaruit voortvloeiende klachten van vermoeidheid/energieverlies) op grond waarvan zij vindt dat er een urenbeperking moet worden aangenomen, een uitspraak van de rechtbank wenst. Zij heeft aangevoerd dat zij al in 2018 heeft aangegeven dat sinds haar bevalling, waarbij sprake was van heftig bloedverlies, bloedarmoede is ontstaan. Zij benoemt dat zij sindsdien een Hb-tekort heeft. Volgens eiseres is haar Hb-waarde 4,8. Door deze lage Hb-waarde heeft zij geen energie om te werken.

Wat vindt de rechtbank?

8. De vraag is of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij per 18 april 2021 voor 16,25% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 18 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 18 april 2021 voor 16,25% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle door eiseres naar voren gebrachte klachten, namelijk hartkloppingen, hyperventilatie, benauwdheid, klachten in verband met een parotistumor, psychische klachten, vermoeidheid en klachten van vergeetachtigheid zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch onderzoek door Smit tijdens het spreekuur en voor de in het dossier aanwezige medische informatie. Verder is kenbaar betrokken het dagverhaal van eiseres. Tolsma heeft in bezwaar nog informatie opgevraagd bij de behandelend psycholoog Griffioen, die bij brief van 29 oktober 2021 heeft gereageerd; deze informatie is, naast de medische informatie in het dossier, de indrukken tijdens de hoorzitting middels beeldbellen en de bezwaargronden van eiseres, door Tolsma betrokken bij haar medisch onderzoek. Er is geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings)artsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist.
11. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiseres op 18 april 2021 in de rapporten op een inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiseres geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Smit heeft deugdelijk gemotiveerd dat bij eiseres geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden omdat niet kan worden geconcludeerd tot het ontbreken van duurzaam benutbare mogelijkheden. In bezwaar heeft Tolsma deze inschatting onderschreven. Eiseres kan – onbetwist – voor zichzelf en voor haar twee jonge kinderen zorgen en zij verzorgt daarnaast nog het huishouden. Dat zij desondanks voldoet aan één van de criteria zoals genoemd in artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft zij niet gesteld en dat is ook niet gebleken. Haar stelling, dat zij in verband met haar bloedarmoede geen energie heeft om te werken, kan dus niet slagen. Smit is dan ook terecht tot het opstellen van de FML gekomen.
12. Smit heeft in de FML beperkingen opgenomen in verband met de bij eiseres vastgestelde psychische klachten. Hieraan heeft Tolsma in bezwaar nog enkele beperkingen toegevoegd. Aangezien eiseres haar beroepsgrond, dat de (verzekerings)artsen haar psychische klachten onvoldoende hebben vertaald naar de FML, ter zitting heeft ingetrokken, zal de rechtbank hierop niet meer ingaan.
13. Smit heeft naast de beperkingen in verband met de psychische klachten gezien het medisch beeld, waaronder de vermoeidheidsklachten van eiseres in verband met haar bloedarmoede, en de mate van functioneren in het dagelijks leven geen aanleiding gezien om meer beperkingen aan te nemen. Volgens haar maakt eiseres een energieke indruk en kan zij goed schakelen tussen de zorg voor haar kinderen en het gesprek. Ook is er een gevuld dagverhaal zodat er ook geen reden is voor een beperking in de duurbelasting. Tolsma heeft hierover aangegeven dat er geen energetische grond is voor een urenbeperking; er is geen sprake van een aandoening die gepaard gaat met een tekort aan energie. Ook is geen sprake van problematiek waarin een te groot energieverbruik een rol speelt, noch doen zich verminderde mogelijkheden tot recuperatie bij slaap-waakstoornissen bij eiseres voor. Overigens is uit preventief oogpunt geen indicatie voor een werktijdenbeperking omdat bij eiseres geen sprake is van een aandoening die gepaard gaat met een patroon van overschrijding van de eigen grenzen met recidief of toename van symptomen. Eiseres volgt ook geen behandeling zodat er geen indicatie is op grond van beschikbaarheid. Samengevat is er bij eiseres geen stoornis in de energiehuishouding, een op medische gronden toegenomen noodzaak tot recuperatie en geen verminderde beschikbaarheid. Tolsma concludeert dan ook dat de overwegingen en conclusie van Smit, dat op grond van de medische gegevens geen indicatie bestaat voor het aannemen van een urenbeperking, juist zijn.
14. De rechtbank vindt dat Tolsma voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen, waaronder een urenbeperking, zijn aangenomen dan verwoord in de FML van 4 november 2021. Voorop staat dat (verzekerings)artsen van het UWV een eigen expertise hebben bij het vaststellen van de beperkingen van eiseres tot het verrichten van arbeid. Daartoe hebben zij eigen medisch onderzoek gedaan en kennis genomen van de relevante medische informatie in het dossier. Op grond van de daaruit vastgestelde medische feiten zijn de beperkingen voor arbeid voor eiseres per 18 april 2021 vastgelegd in de FML van 4 november 2021.
15. Voorop staat dat eiseres ter zitting heeft gesteld dat de Hb-waarde van haar bloed stelselmatig/steeds 4,8 is geweest. Dit is evenwel feitelijk onjuist, althans dat blijkt niet uit de door eiseres – naar aanleiding van de heropeningsbeslissing – ingebrachte medische informatie van haar huisarts met betrekking tot haar bloedarmoede. Deze medische informatie leidt ook anderszins niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. In het rapport van 19 december 2022 heeft Tolsma hierover aangegeven dat in het huisartsenjournaal in mei 2019 is vermeld dat eiseres door de bevalling in oktober 2018 met fors bloedverlies een diepe anemie ontwikkelde. Dit was volgens Tolsma al bekend en is terug te vinden in de rapporten van 25 maart 2019 en 9 juli 2019. Niet gebleken is dat er in 2020 een bloedarmoede/ijzertekort bleef bestaan. Ook niet na de bevalling van het tweede kind in juni 2020. Dit is volgens Tolsma af te leiden uit de medische gegevens van de huisarts waarin op 25 september 2020 een normale hemoglobinewaarde (Hb 8) en ferritine (12 ug/l) aangegeven zijn. Uit het journaal blijkt verder, zo schrijft Tolsma, dat de hemoglobinewaarde bij een onderzoek in januari 2021 weliswaar gezakt was tot 6,5, maar in maart 2022 (de rechtbank begrijpt maart 2021), rond de datum in geding (
toevoeging rechtbank: 18 april 2021), na de ijzersuppletie was hersteld tot de normale waarde van 7,4. Dit was volgens Tolsma ook al bekend ten tijde van de primaire beoordeling. In het journaal wordt volgens Tolsma geen onderliggende somatische aandoening vermeld, wel bloedverlies bij een koperspiraal (IUD). Ook vermoeidheidsklachten op en rond de datum in geding komen niet uit het journaal naar voren. De huisarts gaf wel aan dat eiseres zich na de ijzersuppletie goed voelde. Recidiverende vermoeidheidsklachten worden volgens Tolsma pas vermeld in augustus 2021, vier maanden na de datum in geding, waarbij de uitslag van het bloedonderzoek een ijzergebreksanemie aantoonde (Hb 6,1 en ferritine 3,0 ug/l). Dit beeld is niet naar voren gekomen op de datum in geding, wel in augustus 2021 en daarna waardoor eiseres in 2022 voor nader onderzoek is verwezen. Tolsma concludeert dan ook dat uit de ingebrachte informatie van de huisarts geen nieuwe medische gegevens naar voren komen waaruit de ernst van de vermoeidheidsklachten en geclaimd onvermogen op de datum in geding verklaard kunnen worden. Ernstige stoornissen in bloedparameters op de datum in geding zijn niet gevonden, niet geobjectiveerd en worden door de huisarts ook niet benoemd. De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts B&B enkel uitgaat van de medische informatie ten tijde van de datum in geding en dat dit een vertekend beeld geeft omdat er toen toevallig geen lab-uitslag/huisartsbezoek is geweest doet aan voorgaande niet af. In deze procedure staat de datum 18 april 2021, de datum in geding, centraal. Mocht nadien blijken dat de Hb-waarde van eiseres op een later moment lager is geworden of dat zij meer vermoeidheidsklachten heeft gekregen, dan kan zij zich daarvoor toegenomen arbeidsongeschikt melden bij het UWV. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Tolsma in het rapport van 19 december 2022 gemotiveerd heeft uiteengezet waarom de door eiseres in beroep overgelegde informatie geen aanleiding geeft om aan te nemen dat de aard en de ernst van het medische toestandsbeeld van eiseres op 18 april 2021 is onderschat.
16. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres (vermoeidheids)klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe zij haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die zij ervaart op 18 april 2021.
17. Eiseres moet op 18 april 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 4 november 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. Timp heeft op grond van de FML van 4 november 2021 vastgesteld dat de conclusie van Spoor, dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als teamondersteuner werkbedrijf, omdat deze functie haar belastbaarheid op het item ‘voorspelbare werksituatie’ overschrijdt, juist is. Timp heeft één van de drie door Spoor geduide functies laten vervallen, maar er resteren nog steeds minstens drie functies die eiseres, met haar beperkingen, in theorie nog wel zou kunnen uitvoeren. Het gaat om:
- ( sbc-code 553020) archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111180) productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 111160) textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel).
19. Spoor en Timp hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies, uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld in de FML van 4 november 2021, geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. Eiseres heeft dit in beroep ook niet bestreden.
20. Timp heeft berekend dat eiseres op 18 april 2021 met de middelste van deze drie functies 83,75% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als teamondersteuner werkbedrijf, zodat eiseres voor de overige 16,25% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

21. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 18 april 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 februari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.