ECLI:NL:RBDHA:2023:2646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
21/4122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet met betrekking tot de kostendelersnorm en opgelegde boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die sinds 25 oktober 2009 een bijstandsuitkering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Het college heeft in verschillende besluiten, waaronder een herziening van de bijstandsuitkering per 1 maart 2020, een terugvordering van € 2.337,40 en een boete van € 450,- opgelegd. Eiseres was het niet eens met deze besluiten en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat haar inwonende dochter per 1 maart 2020 is gestopt met studeren. Hierdoor heeft zij te veel bijstand ontvangen, wat het college heeft doen besluiten om de bijstandsverlening te herzien en het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de vordering te bruteren en dat de opgelegde boete evenredig was, rekening houdend met de draagkracht van eiseres.

Eiseres heeft in beroep herhaald dat de wijziging van haar bijstandsnorm onterecht was en dat de boete niet had moeten worden opgelegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college gemotiveerd op deze gronden is ingegaan en dat eiseres geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere besluiten zouden ondermijnen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4122

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, het college

(gemachtigde: M. Drazenovic).

Procesverloop

In het besluit van 3 november 2020 (primair besluit 1) heeft het college het recht van eiseres op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van 1 maart 2020 herzien.
In het besluit van 9 november 2020 (primair besluit 2) heeft het college van eiseres een bedrag van € 2.337,40 teruggevorderd.
In het besluit van 16 december 2020 (primair besluit 3) heeft het college eiseres een boete opgelegd ter grootte van € 450,-.
In het besluit van 14 januari 2021 (primair besluit 4) heeft het college de terugvordering verhoogd met de daarover afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen ter grootte van € 1.371,06.
In het besluit van 12 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, zoals van tevoren aangekondigd, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt sinds 25 oktober 2009 een bijstandsuitkering, meest recent op grond van de Pw. Tijdens een heronderzoek in september 2020 is gebleken dat de inwonende dochter van eiseres per 1 maart 2020 niet meer studeert. Het college heeft met primair besluit 1 met ingang van 1 maart 2020 de bijstand met toepassing van de kostendelersnorm verlaagd naar € 756,45 per maand (50% van € 1512,90). Daarnaast heeft het college het recht op bijstand over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 herzien en met primair besluit 2 de over die periode te veel betaalde bijstand ter grootte van € 2.337,40 teruggevorderd van eiseres. Het college heeft eiseres vervolgens een boete opgelegd van € 450,- (primair besluit 3). Het college heeft ten slotte de terugvordering gebruteerd met de daarover afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen ter grootte van € 1.371,06. De besluiten zijn heroverweging gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat per 1 maart 2020 de kostendelersnorm op eiseres van toepassing was. Door niet te melden dat haar inwonende dochter per die datum met haar studie is gestopt, heeft eiseres over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 te veel bijstand ontvangen. Volgens het college is niet gebleken van dringende redenen of omstandigheden op grond waarvan had moeten worden afgezien van de terugvordering. Het college was op grond van artikel 18a Pw ook verplicht eiseres een boete op te leggen. Daarbij is uitgegaan van normale verwijtbaarheid. De boete is daarom vastgesteld op 50 % van het benadelingsbedrag. Het college heeft het boetebesluit indringend getoetst aan het evenredigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5:46, tweede lid, Awb [1] . Het college heeft bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening gehouden met het feit dat de boete binnen een redelijke termijn kan worden afbetaald. Bij normale verwijtbaarheid, zoals in dit geval, bedraagt die termijn 12 maanden, waarbij in lijn met de beslagregels uitgegaan wordt van een aflossingsbedrag van € 37,82 per maand (5 % van de ten tijde van het besluit geldende kostendelersnorm van € 756,45), waarbij het bedrag afgerond naar beneden is vastgesteld op € 450,-. Het college heeft geen aanleiding gezien om op basis van draagkracht over te gaan tot een verdere verlaging. Het college heeft ten slotte het terugvorderingsbedrag gebruteerd en heeft daarvoor een percentage van 59,62 % gehanteerd.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij zegt dat het college ten onrechte haar bijstandsnorm met ingang van 1 maart 2020 heeft gewijzigd. Ook ten onrechte is daarom de herziening van het recht op bijstand over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 en de terugvordering van € 2.337,40 netto. Zij begrijpt niet hoe het college aan dit bedrag komt. Eiseres kan zich niet verenigen met een aflossing van 5 %. Zij krijgt al een lagere norm. Daarvan kan zij geen 5 % missen. Eiseres vindt ook dat de boete van € 450,- ten onrechte is opgelegd. De tegengeworpen gedraging is niet verwijtbaar. Zij beheerst de Nederlandse taal niet en kan zich niet goed redden. Het college heeft in het kader van de evenredigheid onvoldoende rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Zij heeft geen draagkracht. De boete had achterwege moeten blijven, of het college had ervan af moeten zien.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres als volgt.
4.1 De gronden die eiseres in beroep heeft aangevoerd zijn nagenoeg een herhaling van wat zij in bezwaar heeft aangevoerd. Het college is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Eiseres heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in het bestreden besluit onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De rechtbank kan zich vinden in het oordeel van het college en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Het college heeft aangetoond dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door niet uit eigen beweging te melden dat haar inwonende meerderjarige dochter per 29 februari 2020 is gestopt met haar studie. Hierdoor is een normwijziging achterwege gebleven en heeft eiseres in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 € 2.337,40 te veel bijstand ontvangen. Het college was daarom gehouden het recht op bijstand over deze periode te herzien en van eiseres genoemd bedrag terug te vorderen. Het college heeft daartoe terecht met ingang van 1 maart 2020 de kostendelersnorm op eiseres toegepast. Het college was bevoegd de vordering te bruteren. Niet gebleken is van feiten en omstandigheden op grond waarvan het college in het geval van eiseres niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Doordat de schending van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het te veel verstrekken van bijstand was het college ook gehouden eiseres een boete op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met de draagkracht van eiseres. De boete is daarom evenredig.
4.2 Als enig nieuwe beroepsgrond heeft eiseres aangevoerd dat zij niet begrijpt hoe het college aan het netto terugvorderingsbedrag is gekomen. Het college heeft in het verweerschrift een berekening van de netto-terugvordering toegevoegd en uitgelegd waarom die klopt. Eiseres heeft de juistheid daarvan niet meer betwist.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 november 2014; ECLI:NLCRVB:2014:3754