Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, het college
Procesverloop
Overwegingen
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat per 1 maart 2020 de kostendelersnorm op eiseres van toepassing was. Door niet te melden dat haar inwonende dochter per die datum met haar studie is gestopt, heeft eiseres over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 te veel bijstand ontvangen. Volgens het college is niet gebleken van dringende redenen of omstandigheden op grond waarvan had moeten worden afgezien van de terugvordering. Het college was op grond van artikel 18a Pw ook verplicht eiseres een boete op te leggen. Daarbij is uitgegaan van normale verwijtbaarheid. De boete is daarom vastgesteld op 50 % van het benadelingsbedrag. Het college heeft het boetebesluit indringend getoetst aan het evenredigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5:46, tweede lid, Awb [1] . Het college heeft bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening gehouden met het feit dat de boete binnen een redelijke termijn kan worden afbetaald. Bij normale verwijtbaarheid, zoals in dit geval, bedraagt die termijn 12 maanden, waarbij in lijn met de beslagregels uitgegaan wordt van een aflossingsbedrag van € 37,82 per maand (5 % van de ten tijde van het besluit geldende kostendelersnorm van € 756,45), waarbij het bedrag afgerond naar beneden is vastgesteld op € 450,-. Het college heeft geen aanleiding gezien om op basis van draagkracht over te gaan tot een verdere verlaging. Het college heeft ten slotte het terugvorderingsbedrag gebruteerd en heeft daarvoor een percentage van 59,62 % gehanteerd.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij zegt dat het college ten onrechte haar bijstandsnorm met ingang van 1 maart 2020 heeft gewijzigd. Ook ten onrechte is daarom de herziening van het recht op bijstand over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 en de terugvordering van € 2.337,40 netto. Zij begrijpt niet hoe het college aan dit bedrag komt. Eiseres kan zich niet verenigen met een aflossing van 5 %. Zij krijgt al een lagere norm. Daarvan kan zij geen 5 % missen. Eiseres vindt ook dat de boete van € 450,- ten onrechte is opgelegd. De tegengeworpen gedraging is niet verwijtbaar. Zij beheerst de Nederlandse taal niet en kan zich niet goed redden. Het college heeft in het kader van de evenredigheid onvoldoende rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Zij heeft geen draagkracht. De boete had achterwege moeten blijven, of het college had ervan af moeten zien.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres als volgt.
4.1 De gronden die eiseres in beroep heeft aangevoerd zijn nagenoeg een herhaling van wat zij in bezwaar heeft aangevoerd. Het college is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Eiseres heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in het bestreden besluit onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De rechtbank kan zich vinden in het oordeel van het college en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Het college heeft aangetoond dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door niet uit eigen beweging te melden dat haar inwonende meerderjarige dochter per 29 februari 2020 is gestopt met haar studie. Hierdoor is een normwijziging achterwege gebleven en heeft eiseres in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 € 2.337,40 te veel bijstand ontvangen. Het college was daarom gehouden het recht op bijstand over deze periode te herzien en van eiseres genoemd bedrag terug te vorderen. Het college heeft daartoe terecht met ingang van 1 maart 2020 de kostendelersnorm op eiseres toegepast. Het college was bevoegd de vordering te bruteren. Niet gebleken is van feiten en omstandigheden op grond waarvan het college in het geval van eiseres niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Doordat de schending van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het te veel verstrekken van bijstand was het college ook gehouden eiseres een boete op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met de draagkracht van eiseres. De boete is daarom evenredig.
4.2 Als enig nieuwe beroepsgrond heeft eiseres aangevoerd dat zij niet begrijpt hoe het college aan het netto terugvorderingsbedrag is gekomen. Het college heeft in het verweerschrift een berekening van de netto-terugvordering toegevoegd en uitgelegd waarom die klopt. Eiseres heeft de juistheid daarvan niet meer betwist.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.