Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college
Procesverloop
Overwegingen
2. De rechtbank vindt dat het college dat terecht heeft gedaan. Eiseres heeft op 29 april 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2020. Dat is na het verstrijken van de voor het maken van bezwaar geldende termijn. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. De rechtbank heeft geen omstandigheden gevonden op grond waarvan sprake zou zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Voor zover eiseres tot het tijdig indienen van een bezwaarschrift psychisch niet in staat was, omdat zij destijds volledig in de war was als gevolg van een aantal omstandigheden, waardoor ze niet in staat was om haar gedachten op te maken of om ergens een beslissing op te nemen, zoals zij in bezwaar heeft betoogd, merkt de rechtbank op dat zij deze stelling niet nader heeft geconcretiseerd, noch met stukken heeft onderbouwd.
3 Het college is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk was vanwege onverschoonbare termijnoverschrijding.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.