ECLI:NL:RBDHA:2023:2649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
21/4130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake terugvordering bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, woonachtig in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, waarin een bedrag van € 2.145,82 aan bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) werd teruggevorderd. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 8 november 2022 de zaak behandeld, maar partijen zijn niet ter zitting verschenen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Eiseres had op 29 april 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2020, maar dit was na de wettelijke termijn van zes weken, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vond geen omstandigheden die een verschoonbare termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.

Eiseres had aangevoerd dat zij psychisch niet in staat was om tijdig bezwaar te maken, maar de rechtbank merkte op dat deze stelling niet voldoende was onderbouwd. Daarom concludeerde de rechtbank dat het college terecht had besloten dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4130

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college

(gemachtigde: mr. A. Tibben).

Procesverloop

In het besluit van 12 juni 2020 (primair besluit) heeft het college van eiseres over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020 een bedrag van € 2.145,82 netto aan bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) teruggevorderd.
In het besluit van 28 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat het te laat is ingediend.
2. De rechtbank vindt dat het college dat terecht heeft gedaan. Eiseres heeft op 29 april 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2020. Dat is na het verstrijken van de voor het maken van bezwaar geldende termijn. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. De rechtbank heeft geen omstandigheden gevonden op grond waarvan sprake zou zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Voor zover eiseres tot het tijdig indienen van een bezwaarschrift psychisch niet in staat was, omdat zij destijds volledig in de war was als gevolg van een aantal omstandigheden, waardoor ze niet in staat was om haar gedachten op te maken of om ergens een beslissing op te nemen, zoals zij in bezwaar heeft betoogd, merkt de rechtbank op dat zij deze stelling niet nader heeft geconcretiseerd, noch met stukken heeft onderbouwd.
3 Het college is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk was vanwege onverschoonbare termijnoverschrijding.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.