ECLI:NL:RBDHA:2023:2672
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vreemdeling wegens ongeloofwaardigheid van de vrees voor vervolging door de vader
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vreemdeling. Eiser, geboren op [geboortedatum], heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, die eerder op 24 november 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft eerder, in 2017, ook al een asielaanvraag ingediend, die eveneens werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 13 januari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.R. Verdoner.
Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging door zijn vader, een radicaal islamitische politicus, omdat hij in het verleden alcohol heeft gedronken en zijn vader hem heeft bedreigd met de dood. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag op basis van de ongeloofwaardigheid van eisers verklaringen niet onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten die eiser heeft overgelegd, waaronder een medische brief en een aanklacht van zijn moeder, niet voldoende zijn om zijn asielrelaas geloofwaardig te maken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrees van eiser voor vervolging vanwege zijn afvalligheid van de islam niet aannemelijk is, gezien de maatschappelijke context in Irak.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en hem opgedragen Nederland te verlaten, met een inreisverbod voor de duur van twee jaar. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.