ECLI:NL:RBDHA:2023:2683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL22.14206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiseres op 27 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 7 juli 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 23 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Op 1 september 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Ondanks deze beslissing heeft eiseres haar beroep gehandhaafd en verzocht om een uitspraak buiten zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op 6 maart 2023 gesloten.

De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft haar verzoek om een behandeling buiten zitting ingediend, waarop verweerder niet tijdig heeft gereageerd. De rechtbank overweegt dat het vaststellen van een gerechtelijke dwangsom niet langer aan de orde is, nu verweerder op de aanvraag heeft beslist. Eiseres heeft geen belang meer bij een beoordeling van het beroep, waardoor de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart.

De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat het alsnog nemen van een besluit gedurende het beroep moet worden aangemerkt als tegemoetkoming, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank honoreert het verzoek van eiseres om toekenning van 2 volle punten niet, omdat dit niet nader is toegelicht. De zaak is als licht gekwalificeerd, aangezien het uitsluitend gaat om het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14206

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres,

V-nummer: [nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige kind:
[naam 2] ,
V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S. Becks).

Procesverloop

Eiseres heeft op 27 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. Bij brief van 7 juli 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
Op 23 juli 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
Bij besluit van 1 september 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd.
Eiseres heeft bij brieven van 2 september 2022 en 7 februari 2023 aangegeven dat zij het beroep handhaaft en heeft verzocht om een uitspraak buiten zitting.
Verweerder heeft bij brief van 20 februari 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek op 6 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet uitspraak buiten zitting met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Partijen zijn eerder uitgenodigd voor een behandeling ter zitting, maar de zaak is aangehouden en eiseres heeft nadien verzocht om een behandeling buiten zitting. Verweerder heeft hier impliciet mee ingestemd, nu hij niet binnen de door de rechtbank bij brief van 7 februari 2022 gestelde termijn van twee weken heeft aangegeven op zitting te willen worden gehoord.
2. Bij brief van 7 februari 2022 heeft eiseres aangegeven dat zij haar grond met betrekking tot het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, gelet op recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), laat vallen. De rechtbank overweegt dat het vaststellen van een gerechtelijke dwangsom niet langer aan de orde is, nu verweerder op de aanvraag van eiseres heeft beslist. Enkel het verzoek van eiseres om een proceskostenveroordeling resteert. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling van het beroep. Om deze reden zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [1]
3. Het alsnog nemen van een besluit gedurende het beroep niet tijdig moet worden aangemerkt als tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, zodat aanleiding bestaat om verweerder met analoge toepassing van dit artikel te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het beroep niet tijdig. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank honoreert het verzoek van eiseres om toekenning van 2 volle punten niet, omdat zij dit niet nader heeft toegelicht. Het gewicht van de zaak is bepaald op licht omdat het bij dit beroep uitsluitend gaat om het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 29 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2195.