In deze zaak heeft eiseres op 27 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 7 juli 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 23 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Op 1 september 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Ondanks deze beslissing heeft eiseres haar beroep gehandhaafd en verzocht om een uitspraak buiten zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op 6 maart 2023 gesloten.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft haar verzoek om een behandeling buiten zitting ingediend, waarop verweerder niet tijdig heeft gereageerd. De rechtbank overweegt dat het vaststellen van een gerechtelijke dwangsom niet langer aan de orde is, nu verweerder op de aanvraag heeft beslist. Eiseres heeft geen belang meer bij een beoordeling van het beroep, waardoor de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart.
De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat het alsnog nemen van een besluit gedurende het beroep moet worden aangemerkt als tegemoetkoming, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank honoreert het verzoek van eiseres om toekenning van 2 volle punten niet, omdat dit niet nader is toegelicht. De zaak is als licht gekwalificeerd, aangezien het uitsluitend gaat om het niet tijdig nemen van een besluit.