In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 januari 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had in 2020 een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan, maar het UWV verklaarde haar bezwaar tegen de beslissing van 13 april 2021 kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het UWV dit bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de beslissing van 13 april 2021 wel degelijk gericht was op een rechtsgevolg. De rechtbank concludeerde dat het UWV het bezwaarschrift van eiseres had moeten ontvangen en inhoudelijk had moeten beoordelen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 837,- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 49,- moest ook worden terugbetaald aan eiseres.