ECLI:NL:RBDHA:2023:27

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
SGR 21/6133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaarschrift tegen afwijzing WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 januari 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had in 2020 een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan, maar het UWV verklaarde haar bezwaar tegen de beslissing van 13 april 2021 kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het UWV dit bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de beslissing van 13 april 2021 wel degelijk gericht was op een rechtsgevolg. De rechtbank concludeerde dat het UWV het bezwaarschrift van eiseres had moeten ontvangen en inhoudelijk had moeten beoordelen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 837,- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 49,- moest ook worden terugbetaald aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6133

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

In de beslissing van 13 april 2021 heeft het UWV eiseres medegedeeld dat zij per 7 december 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht en dat het eerdere besluit waarbij haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 30 december 2020 is beëindigd, wordt gehandhaafd.
In het besluit van 16 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen de beslissing van 13 april 2021 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft verweerschriften ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiseres ontving vanaf 23 mei 2017 een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet WIA, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was bepaald op 80 tot 100%. Per 23 mei 2019 heeft het UWV deze uitkering wegens het bereiken van de maximumduur beëindigd en per dezelfde datum aan eiseres een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres bleef daarbij gehandhaafd op 80 tot 100%. Tegen dit besluit heeft Stichting [werkgever] (hierna: werkgever) bezwaar gemaakt.
2. Naar aanleiding van het bezwaarschrift van de werkgever heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Op grond van de resultaten van dat onderzoek heeft het UWV bepaald dat eiseres per 23 mei 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat haar uitkering om die reden met inachtneming van de voorgeschreven uitlooptermijn per 30 december 2020 wordt beëindigd (besluit van 29 oktober 2020).
3. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2022 ongegrond verklaard. [1]
4. Eiseres heeft op 7 december 2020 een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan bij het UWV, waarbij zij een beroep deed op artikel 55, eerste lid aanhef en onder b, van de wet WIA (hierna: Amber-melding).
5. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres vervolgens onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 7 december 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen werk (schoonmaakster en huishoudelijk begeleidster), maar dat er drie functies (en één reservefunctie) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie voor deze schatting gebruikte functies 73,84% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 26,16%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, komt eiseres volgens het UWV niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. Het UWV ziet daarom geen aanleiding om het eerdere besluit van 29 oktober 2020 te herzien. De WIA-uitkering van eiseres blijft per 30 december 2020 beëindigd.
6. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Het UWV heeft het bezwaar bij het bestreden besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beslissing van 13 april 2021 niet gericht is op enig nieuw rechtsgevolg en daarmee geen besluit is volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Wat vindt eiseres?

7. Eiseres vindt dat het UWV haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens eiseres is het bezwaar wel gericht op een rechtsgevolg, namelijk de afwijzing van de Amber-melding per 7 december 2020. Voor zover het UWV haar Amber-melding heeft opgevat als een verzoek om herziening van de beslissing op bezwaar van 29 oktober 2020 (verwezen wordt naar de zaak met registratienummer SGR 20/7640) moet het bestreden besluit worden gezien als een afwijzing van dit verzoek en dus een op rechtsgevolg gericht besluit. Eiseres noemt ten slotte nog dat het bestreden besluit in strijd is met de door haar genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Waar gaat het om in deze zaak?

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat het bezwaar van eiseres tegen de beslissing van 13 april 2021 niet-ontvankelijk is, omdat deze beslissing niet op een rechtsgevolg is gericht.

Wat vindt de rechtbank?

9. De rechtbank vindt dat eiseres terecht heeft gesteld dat haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de beslissing van 13 april 2021 wel op een rechtsgevolg is gericht. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
10. Voorop staat dat het UWV (zoals volgt uit het verweerschrift van 27 september 2022) de melding toegenomen arbeidsongeschiktheid, die eiseres per 7 december 2020 heeft gedaan, niet heeft opgevat als een verzoek om herziening van het besluit van 29 oktober 2020. Voor zover eiseres stelt dat haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat een beslissing op haar herzieningsverzoek als een afwijzing van dit verzoek moet worden opgevat en dus een op rechtsgevolg gericht besluit is, behoeft deze beroepsgrond dus geen bespreking meer.
11. Het UWV stelt in zijn verweerschrift van 5 oktober 2021 dat de herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op grond van de Amber-melding feitelijk binnen de omvang van het geding in de eerdergenoemde beroepsprocedure (zie r.o. 3) valt, omdat de Amber-melding is gedaan vóórdat de uitkering van eiseres is beëindigd op 30 december 2020. De rechtbank volgt het UWV hierin niet. Voorop staat dat uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Voor zover de aanvraag als Amber-melding aangemerkt moet worden, zal het UWV moeten onderzoeken of er aanleiding bestaat in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid een uitkering toe te kennen, te heropenen dan wel te herzien [2] . Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres met haar melding heeft beoogd een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Amber-melding). Uit het dossier is de rechtbank niet gebleken dat het UWV de herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 7 december 2020 in de eerdere (beroeps)procedure heeft betrokken. Ook blijkt dit niet uit de uitspraak van de rechtbank in deze zaak. [3] Bovendien heeft de verzekeringsarts op basis van eigen onderzoek de belastbaarheid van eiseres opnieuw vastgesteld per een andere datum dan in de hiervoor genoemde beroepsprocedure aan de orde was, namelijk per 7 december 2020. Op grond van de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van eiseres per 7 december 2020 heeft de arbeidsdeskundige vervolgens onderzocht of eiseres geschikt is voor haar eigen werk óf voor uit het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem te selecteren functies en geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Uit de resultaten van dit medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV afgeleid dat per 7 december 2020 geen sprake is van herleving van het recht op een WIA-uitkering. Dit staat los van het eerdere besluit om de uitkering van eiseres per 30 december 2020 te beëindigen, omdat zij per 23 mei 2019 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Daarmee heeft de beslissing van 13 april 2021 een nieuw rechtsgevolg beoogd en is het daarmee naar het oordeel van de rechtbank een besluit in de zin van de Awb. Eiseres moet de resultaten van deze zogenaamde Amber-beoordeling door het UWV per de datum 7 december 2020 ook kunnen laten toetsen in bezwaar en in beroep.
12. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van eiseres slaagt. Het UWV had het bezwaarschrift van eiseres tegen de beslissing van 13 april 2021 ontvankelijk moeten verklaren en vervolgens inhoudelijk moeten beoordelen. Gelet hierop komt de rechtbank niet meer toe aan de stelling van eiseres, dat het bestreden besluit in strijd is met de door haar genoemde beginselen van behoorlijk bestuur.

De conclusie van de rechtbank

13. Het beroep van eiseres is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Er is geen grond om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
14. Aangezien het UWV het verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek in bezwaar opnieuw zal moeten doen, kan de rechtbank ook niet zelf voorzien in deze zaak. De rechtbank draagt het UWV op om met in achtneming van deze uitspraak, binnen acht weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
15. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
16. Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV ook het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-
Deze uitspraak is gedaan op 3 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
De uitspraak is verzonden op:
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2960.
2.Zie de uitspraak van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
3.Zie noot 1.