ECLI:NL:RBDHA:2023:2720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL23.756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische nationaliteit op basis van politieke toedichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser stelde dat hij problemen ondervond vanwege een filmpje dat hij op YouTube had geplaatst, waarin hij kritiek uitte op de Tunesische autoriteiten. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat de eiser geen fundamentele politieke overtuiging had, maar wel een politieke activiteit had verricht door het plaatsen van het filmpje. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat niet aannemelijk was dat de eiser een politieke toedichting had en dat hij daardoor gevaar zou lopen in Tunesië. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat de autoriteiten op de hoogte waren van het filmpje en dat de eiser daardoor in gevaar zou komen. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen als kennelijk ongegrond en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de politieke toedichting niet aannemelijk was en dat de activiteiten van de vader van de eiser niet onterecht waren betrokken bij de beoordeling. De rechtbank wees erop dat de eiser niet als politiek of activistisch persoon bekend stond en dat er onvoldoende objectieve bronnen waren die de verklaringen van de eiser ondersteunden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.756
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Volckmann),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.757, op 30 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A.M. Al Mawali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is van de Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend waarin hij stelde dat hij als gevolg van politieke activiteiten van zijn vader geen normaal leven kon leiden in Tunesië. Deze aanvraag is afgewezen op 26 april 2022. Hoewel het relaas van eiser wel geloofwaardig is bevonden, wordt Tunesië immers als een veilig land van herkomst beschouwd. Het beroep hiertegen is op 2 juni 2022 door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, ongegrond verklaard.
3. Op 30 november 2022 heeft eiser een nieuwe asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft vanwege een [website 1] filmpje dat hij op 24 maart 2022 heeft geplaatst. In dat filmpje spreekt eiser zich uit tegen de huidige
regering en tegen corruptie. De vader van eiser is vanwege dat filmpje ondervraagd en eiser is via hem bedreigd met de dood of verdwijning in het geval hij terug zou keren naar Tunesië.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De bedreigingen door de veiligheidsdienst van Tunesië via zijn vader heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder vindt het ongeloofwaardig dat de veiligheidsdienst als gevolg van het filmpje op zoek is naar eiser. Volgens verweerder is niet waarschijnlijk dat het filmpje bekend is bij de autoriteiten of bekend zal worden. Verder is tegenstrijdig dat de vader van eiser, die wel politiek actief is, alleen maar gehoord zou zijn vanwege eisers activiteiten en vervolgens vrijgelaten, terwijl eiser die niet politiek actief is zou worden geëxecuteerd vanwege het plaatsen van een enkele video. Tot slot zijn de verklaringen van eiser tegenstrijdig aan openbare informatie en ambtsberichten. Uit openbare informatie blijkt namelijk niet dat er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een centraal georganiseerde politiek gemotiveerde gewelds- en strafvervolgingscampagne. Ook worden er geen meldingen gemaakt van verdwijningen door toedoen van de overheid, en worden enkel activisten met een groot bereik gestraft vanwege het bekritiseren van het staatshoofd. Die worden echter niet geëxecuteerd maar veroordeeld tot een gevangenisstraf. Omdat het gaat om een opvolgende aanvraag heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Standpunt eiser
5. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de vraag of aannemelijk is dat aan eiser een politieke overtuiging wordt toegedicht door de autoriteiten. Dit had verweerder wel moeten doen gelet op Informatiebericht 2020/62 (IB 2020/62). In dat bericht staat dat verweerder bij de beoordeling of iemand vanwege een toegedichte politieke overtuiging bij terugkeer voor vervolging moet vrezen in ieder geval vijf elementen moet betrekken. Nu drie van deze elementen van toepassing zijn in het geval van eiser, had verweerder tot de conclusie moeten komen dat sprake was van een toegedichte politieke overtuiging. Eiser verwijst hierbij ook naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem.1 Eiser merkt daarnaast op dat verweerder te veel een vergelijking
met de activiteiten van de vader van eiser heeft gemaakt, in plaats van dat de activiteiten van eiser op zichzelf zijn beoordeeld. Verder betoogt eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met hoe de Tunesische autoriteiten onderzoek doen naar het internetgebruik. Er wordt verfijnde software door gespecialiseerde medewerkers gebruikt en de Tunesische overheid mag al het internetgebruik monitoren. De internetcontrole strekt zich dus ook uit over de gewone burger. Tot slot voert eiser aan dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de verklaring van eiser dat de leden van de Ennahda-partij aan de lopende band verdwijnen, in verhouding tot het Country Report Tunisia 2021. Volgens eiser wordt zijn verklaring immers wel door dit rapport ondersteund.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank overweegt dat niet ter discussie staat dat eiser geen fundamentele politieke overtuiging heeft. Wel heeft eiser een politieke activiteit verricht, namelijk het plaatsen van het [website 1] filmpje waarin hij onder meer kritiek uit op de gang van zaken in
1. Rechtbank Den Haag, Zittingsplaats Haarlem, 12 december 2022 NL22.23195 en NL22.23190.
Tunesië. Volgens het IB 2020/62 dient verweerder daarom te onderzoeken of sprake is van toedichting van een politieke overtuiging waardoor eiser gevaar op vervolging zou lopen in Tunesië. Verweerder heeft in het besluit niet verwezen naar het IB 2020/62, en ook niet expliciet de term toedichting van een politieke overtuiging genoemd. Uit het besluit blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter duidelijk dat verweerder wel heeft onderzocht of aannemelijk is dat aan eiser een politieke overtuiging wordt toegedicht door de autoriteiten en hij daardoor gevaar op vervolging zou lopen. Dat verweerder hiernaar geen onderzoek zou hebben gedaan, volgt de rechtbank dus niet. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat sprake is van een toegedichte politieke overtuiging, en dat eiser daardoor dus gevaar loopt of zal gaan lopen in Tunesië. Hierbij heeft verweerder van belang mogen achten dat het filmpje van eiser op een informatief kanaal is geplaatst over het gevaar van een overtocht naar Europa, en niet op een kanaal dat kritisch is op de overheid. Eiser is in het filmpje ook niet kritisch op de president geweest. Ook is van belang dat dit het enige filmpje is dat eiser geplaatst heeft en dat niet is gebleken dat hij als politiek of activistisch persoon bekend staat. Dat het voor de autoriteiten met verfijnde software mogelijk is om dit soort filmpjes op te sporen en het wettelijk ook is toegestaan om het internetgebruik van gewone burgers te onderzoeken, maakt niet dat politieke toedichting wel aannemelijk is. Dat betekent immers niet dat ieder filmpje waarin kritiek op Tunesië en/of het regime wordt geuit bij de autoriteiten onder de aandacht is. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er meer aanknopingspunten moeten zijn om aan te nemen dat iemand gevaar zou lopen vanwege een kritisch filmpje. De artikelen/rapporten over Tunesiërs die wel zouden zijn opgepakt vanwege het plaatsen van een filmpje waar eiser in zijn beroepsgronden naar heeft verwezen, maken dit niet anders. Uit de artikelen die eiser citeert blijkt immers dat zij zich duidelijker dan eiser kritisch over de president/politiek hebben uitgelaten, danwel dat het onderwerp van het filmpje of de [website 2] een meer politieke lading heeft dan bij eiser het geval is. Verder heeft verweerder de politieke toedichting ook niet op basis van de vijf elementen die in het informatiebericht staan genoemd aannemelijk hoeven achten. Het klopt dat eiser familie is van een politieke tegenstander (zijn vader), en dat hij een filmpje met een politieke lading heeft geplaatst. Dit zou kunnen passen bij twee van de genoemde elementen. Deze elementen heeft verweerder echter ook betrokken bij zijn beoordeling. De rechtbank vindt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij desondanks tot de conclusie is gekomen dat politieke toedichting niet aannemelijk is geworden.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het zwaartepunt niet te veel heeft gelegd bij de politieke activiteiten van de vader. Verweerder heeft deze activiteiten namelijk alleen van belang geacht in zijn overweging dat het niet logisch is dat de vader van eiser niet gevangen zou zijn genomen, maar dat eiser wel zou worden geëxecuteerd. De vader van eiser is namelijk politiek actief in een oppositiepartij, terwijl eiser alleen dit filmpje heeft geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit heeft mogen tegenwerpen, en dat uit de overige tegengeworpen punten blijkt dat verweerder de activiteiten van eiser op zichzelf heeft beoordeeld.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat zijn verklaring dat tegenstanders zouden verdwijnen en geëxecuteerd onvoldoende wordt ondersteund door objectieve bronnen. In tegenstelling tot wat eiser stelt, volgt dit niet uit het
Country Report Tunisia 2021. In dit rapport staat immers niet dat sprake is van een vervolgingscampagne tegen tegenstanders en dat mensen hierdoor verdwijnen.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank concludeert dat verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.