ECLI:NL:RBDHA:2023:2724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens gebrek aan bewijs voor vervolgingsrisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn etniciteit, als lid van de Shansi minderheidsgroep, vreest voor vervolging en discriminatie in Somalië. Hij heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met claims over zijn verleden in een vluchtelingenkamp in Jemen en zijn uitzetting naar Somalië, waar hij door de politie is ondervraagd en vastgehouden.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank volgde het standpunt van de Staatssecretaris dat de Shansi bevolkingsgroep niet als risicogroep wordt aangemerkt en dat er onvoldoende bewijs is dat eiser in Somalië ernstig beperkt zal worden in zijn bestaansmogelijkheden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de situatie in Somalië, hoewel problematisch, niet zodanig is dat deze een reëel risico op ernstige schade met zich meebrengt, zoals vereist onder artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25548
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Cisse. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Somalische nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij met het gezin is opgegroeid in een vluchtelingenkamp in Jemen. Medio 2020 heeft eiser gewerkt in Saudi Arabië, maar hij is in oktober 2021 uitgezet naar Somalië, omdat hij geen verblijfsvergunning had. Bij aankomst in Somalië is eiser ondervraagd door de politie en ook vier dagen vastgehouden. Ook is hij twee keer op straat aangesproken door de politie en één keer bij een controlepost. Eiser vreest bij terugkeer door de politie te worden beschuldigd spion te zijn voor El Shabaab. Eiser behoort tot de Shansi minderheidsgroep en wordt in Somalië gediscrimineerd. Daarnaast is het onveilig in Somalië, waardoor hij daar niet kan terugkeren.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
– identiteit, nationaliteit en herkomst;
– ondervraging door de Somalische politie.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat beide asielelementen geloofwaardig zijn. Verweerder merkt de Reer Hamar/Shansi niet aan als risicogroep en vindt niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer persoonlijk een risico loopt op discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin vindt verweerder aannemelijk dat eiser bij terugkeer een risico loopt op ernstige schade vanwege discriminatie of door toedoen van de Somalische politie. Verder zijn er geen indicaties dat eiser problemen zal ondervinden met Al-Shabaab. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Vluchtelingschap
4. Eiser voert aan dat hij vluchteling is in de zin van het Verdrag, omdat hij vanwege het behoren tot de Shansi wordt gediscrimineerd. Volgens eiser heeft verweerder de Reer Hamar/Shansi ten onrechte niet als risicogroep aangemerkt. Uit het ambtsbericht van 20211 blijkt dat minderheidsgroepen worden gemarginaliseerd en gediscrimineerd. Eiser wordt gediscrimineerd als het gaat om toegang tot onderwijs, economische en politieke middelen, rechtspraak en veiligheid. Daardoor zal eiser dermate beperkt worden in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied zal kunnen functioneren. Volgens eiser heeft verweerder niet voldoende gemotiveerd waarom deze discriminatie niet ernstig genoeg is als vervolgingsgrond en waarom de Reer Hamar/Shanti in Somalië niet als risicogroep worden beschouwd.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in het huidige asielbeleid inzake Somalië de bevolkingsgroep van de Reer Hamar/Shanti2 niet aanmerkt als een risico- of kwetsbare minderheidsgroep, waarvoor geldt dat slechts met geringe indicaties aannemelijk is gemaakt dat er een reëel risico is op vervolging of een onmenselijke behandeling bestaat. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij in dit beleid de Shanti bevolkingsgroep niet aanmerkt als risicogroep. Dat de Shanti een minderheidsgroep vormt in Somalië die gediscrimineerd wordt, mag zo zijn, maar de vraag of een bepaalde groep wel of niet wordt aangemerkt als risicogroep wordt op basis van beschikbare landeninformatie bepaald.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt, dat de Reer Hamar/Shanti bevolkingsgroep als een risico- of kwestbare minderheidsgroep moet worden beschouwd, omdat leden van deze groep bij terugkeer gevaar lopen op vervolging of onmenselijke behandeling. Discriminatie wordt enkel als daad van vervolging beschouwt indien de vreemdeling zó ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat hiervan uit de door eiser genoemde informatie in het ambtsbericht van 2021 niet is gebleken. Uit dit ambtsbericht blijkt weliswaar dat minderheidsgroepen
in het algemeendiscriminatie en maatschappelijke uitsluiting kunnen ondervinden, maar met deze informatie heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit op alle genoemde terreinen ook ten aanzien van hem heeft te gelden. Het enkele feit dat eiser behoort tot een minderheidsgroep is daartoe onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dus niet aannemelijk
1. Algemeen Ambtsbericht Somalië, december 2021, pagina 44.
2 Zie paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
gemaakt dat in Somalië sprake is van een zodanige discriminatie van de Shansi dat eiser vanwege die etniciteit onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied zou kunnen functioneren. Verweerder heeft zich in dat kader op het standpunt mogen stellen dat uit het ambtsbericht van 2021 niet blijkt dat de situatie van minderheidsgroepen is verslechterd ten opzichte van de situatie beschreven in het ambtsbericht van 2019.3 In dat ambtsbericht staat vermeld dat de Reer Hamar niet zonder macht zijn en geen straffeloos doelwit vormen
7. Omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Shansi/Reer Hamar behoort tot de risicogroep, dient hij aannemelijk te maken dat hij persoonlijk risico loopt op vervolging vanwege etniciteit. Verweerder heeft niet ten onrechte aangenomen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege het behoren tot de minderheidsgroep Shansi persoonlijk het risico loopt op discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Hoewel eisers lichte huidskleur of etniciteit mogelijk een rol heeft gespeeld in het besluit van de Somalische politie om hem te controleren en te ondervragen en hem vast te houden op politiebureau, heeft eiser hiermee nog niet aannemelijk gemaakt dat hij in Somalië daarmee ook het risico loopt dat hij dermate wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Verweerder heeft niet ten onrechte hierover nog naar voren gebracht dat eiser ook zelf heeft verklaard dat hij opviel omdat hij nieuw was in Somalië en dat dit mede reden kan zijn geweest dat hij door de politie werd aangesproken. Eiser heeft de vrees voor vervolging dus niet aannemelijk gemaakt.
Artikel 3 EVRM
8. Eiser voert verder aan dat hij een risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer naar Somalië. Uit actuele informatie blijkt volgens eiser dat de veiligheidstoestand dermate is dat burgers worden blootgesteld aan willekeurig geweld. Eiser verwijst naar de brief van 9 december 2022 van Vluchtelingenwerk waarin staat dat de huidige situatie in Mogadishu en de aanwezigheid van Al Shabaab maakt dat sprake is van een 15c-situatie.4 Eiser vreest ook dat hij in Somalië als spion zal worden gezien door de overheid en door Al Shabaab. Eiser is niet opgegroeid in Somalië en heeft er geen familie of sociaal netwerk die hem kan beschermen.
9. De rechtbank stelt voorop dat voor het halen van de artikel 15c Kwalificatiedrempel sprake moet zijn van een uitzonderlijk situatie, waarin de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. In 2018 heeft de hoogste bestuursrechter geoordeeld dat in Mogadishu, zo’n situatie niet aan de orde is.5
10. Naar het oordeel van de rechtbank leidt de door eiser overgelegde brief van Vluchtelingenwerk niet tot een ander oordeel, nu uit deze brief geen wezenlijk ander veiligheidsbeeld blijkt dan de situatie in 2018. De brief verwijst onder andere naar het ambtsbericht van 2021. Uit dit ambtsbericht blijkt weliswaar dat de algehele
3 Ambtsbericht Zuid- en Centraal Somalië, maart 2019.
4 Artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
veiligheidssituatie fragiel is en Al-Shabaab ook slachtoffers maakt onder burgers, maar dat deze aanslagen zich in het algemeen niet richten tegen willekeurige burgers en mede daardoor de drempel van artikel 15c niet wordt gehaald. Ook in de overige berichten waar de brief van Vluchtelingenwerk naar verwijst, wordt geen wezenlijk ander beeld geschetst. De verwijzing van eiser op zitting naar de UN Office of the High Commisioner for Human Rights van 14 november 2022 (bijlage 4) maakt het voorgaande niet anders. Daarin wordt gemeld dat het aantal slachtoffers sinds 2017 niet zo hoog is geweest. Ook nu blijkt niet dat deze burgers slachtoffers zijn van gericht geweld van de Al-Shabaab. De situatie is gelet op het vorenstaande niet anders dan die waarmee de hoogste bestuursrechter in zijn eerder genoemde uitspraak rekening heeft gehouden.
11. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer vanwege zijn afkomst en het ontbreken van familie en vrienden, problemen kan verwachten waardoor sprake is van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Eiser is weliswaar meerdere keren aangesproken en ondervraagd door de politie en heeft eenmaal vier dagen vastgezeten, maar hij is daarna weer vrijgelaten. De omstandigheid dat eiser blijkens zijn verhoor in die periode is geholpen door vrienden en dat die vrienden allemaal uit Somalië zijn vertrokken, vormt geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiser zich in Somalië niet zonder deze vrienden (en/of familie) kan staande houden. Kennelijk heeft de politie in de identiteit en het verblijf van eiser in Saoedi Arabië aanleiding gezien om eiser vrij te laten. Niet valt in te zien dat eiser deze informatie niet zelf aan de politie kan verstrekken nu hij blijkens zijn verhoor hiervan documenten kan overleggen (NG, pagina 8). Niet is gebleken dat eiser zich zonder familie, sociaal netwerk of vrienden in Somalië niet kan staande houden. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij de bijzondere aandacht van Al-Shabaab zal krijgen bij terugkeer naar Somalië. Het verhoor biedt hiervoor geen aanknopingspunten.
12. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.