In deze verstekzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Staat der Nederlanden, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), en een Belgische gedaagde. De zaak betreft de terugbetaling van een studieschuld die aan de gedaagde is verstrekt, inclusief een OV-boete wegens onterecht kaartbezit. De rechtbank heeft eerst ambtshalve de rechtsmacht beoordeeld, gezien het internationale karakter van de zaak, en vastgesteld dat de Brussel I bis-Verordening van toepassing is. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is op basis van artikel 7 lid 1 van deze verordening, omdat de vorderingen voortvloeien uit een overeenkomst van geldlening die door DUO aan de gedaagde is verstrekt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst van geldlening onder het Nederlandse recht valt, aangezien de gedaagde ten tijde van het aangaan van de overeenkomst in Nederland woonde. De rechtbank heeft de vorderingen van DUO toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 46.842,94 aan achterstallige aflostermijnen en € 1.777,69 aan OV-schuld, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 4.123,33, en de nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft in haar beslissing verwezen naar relevante artikelen van de Brussel I bis-Verordening en het Burgerlijk Wetboek, en heeft de toepasselijkheid van het Nederlandse recht bevestigd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C.J.-A. Seinen.