In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. T. Thissen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 januari 2023 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft in een andere zaak, NL23.1419, op dezelfde datum uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 837,00. Dit bedrag is gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 februari 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.