Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2001 en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is in het belang van de openbare orde, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van zijn vertrek ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
- 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
- 3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
- 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden waarop de maatregel berust niet heeft betwist. De onbetwiste gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en kunnen de maatregel van bewaring reeds dragen.
4. Eiser voert ter zitting aan dat het aanvullend terugkeerbesluit van 17 februari 2023 niet op een correcte wijze is ingevuld door verweerder en dat niet is gebleken dat dit besluit daadwerkelijk aan eiser is uitgereikt. Verder wijst eiser op slordigheden in het dossier.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn (eerst aangehaalde) standpunt. Verweerder wijst terecht op de digitale handtekening in het aanvullende terugkeerbesluit. Hieruit blijkt dat het terugkeerbesluit om 16:53 uur is ondertekend. Ook het standpunt van eiser dat het aanvullend terugkeerbesluit niet is uitgereikt, volgt de rechtbank evenmin. Verweerder wijst hiervoor terecht naar de passage ‘
Een afschrift van dit besluit is onmiddellijk aan de vreemdeling uitgereikt’. In beginsel dient van de juistheid van een op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakte aanvullend terugkeerbesluit te worden uitgegaan. Daarom gaat de rechtbank uit van de juistheid van het aanvullend terugkeerbesluit van 17 februari 2023 waarin is bepaald dat het terugkeerbesluit is ondertekend en aan eiser is uitgereikt. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
6. Verder volgt de rechtbank eiser wel in het standpunt dat het dossier enige slordigheden bevat, maar deze slordigheden tasten de gronden in de maatregel niet aan. Duidelijk is immers dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
7. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen,ook los van wat eiser zelf aanvoert, geen onregelmatigheden heeft vastgesteld die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.