AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Asielaanvragen van Iraanse familieleden en de beoordeling van de staatssecretaris
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraanse familie tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen, ingediend op 27 september, 7 oktober en 14 oktober 2018, werden door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen in besluiten van 20 januari 2020. De rechtbank heeft de zaak op verschillende zittingen behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eisers en hun familieleden niet zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de consistentie van de verklaringen van de familieleden niet heeft erkend, wat leidt tot een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank concludeert dat het asielrelaas van eisers niet ongeloofwaardig is en dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat eisers op legale wijze Iran hebben kunnen verlaten. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de actuele situatie in Iran in acht moet worden genomen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.
Voetnoten
1.artikel 42, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
2.artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
3.artikel 8:72, derde lid, van de Awb
4.verslag van nader gehoor, pagina 16
5.verslag van nader gehoor, pagina 30
6.verslag van nader gehoor, pagina’s 5 tot en met 10
7.verslag van nader gehoor, pagina 13
8.verslag van nader gehoor, pagina 30
9.verslag van nader gehoor, pagina’s 6, 13 en 31
10.A&MR 2022-4, pagina 229-231
11.verslag van nader gehoor, pagina’s 53 en 54
12.verslag van aanmeldgehoor, pagina 16
13.verslag van nader gehoor, pagina’s 19 en 38
14.verslagen van nader gehoor, pagina 35
15.artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
16.artikel 8:72, vierde lid, van de Awb