ECLI:NL:RBDHA:2023:279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL20.2069, NL20.2071, NL20.2074, NL20.2076, NL20.2078 en NL20.2080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Iraanse familieleden en de beoordeling van de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraanse familie tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen, ingediend op 27 september, 7 oktober en 14 oktober 2018, werden door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen in besluiten van 20 januari 2020. De rechtbank heeft de zaak op verschillende zittingen behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eisers en hun familieleden niet zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de consistentie van de verklaringen van de familieleden niet heeft erkend, wat leidt tot een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank concludeert dat het asielrelaas van eisers niet ongeloofwaardig is en dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat eisers op legale wijze Iran hebben kunnen verlaten. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de actuele situatie in Iran in acht moet worden genomen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.2069, NL20.2071, NL20.2074, NL20.2076, NL20.2078 en NL20.2080

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
mede namens hun minderjarige zoon
[eiser] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
mede namens hun minderjarige dochter
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
allen van Iraanse nationaliteit en samen te noemen eisers
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen van 27 september 2018, 7 oktober 2018 en 14 oktober 2018. De staatssecretaris heeft deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond in de bestreden besluiten van 20 januari 2020.
1.1
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep, samen met de verzoeken om een voorlopige voorziening, voor het eerst op 28 oktober 2020 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Er is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.3
De rechtbank heeft het onderzoek heropend om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen een door eisers in beroep overgelegd origineel document te onderzoeken.
1.4
Eisers hebben na de heropening van het onderzoek meerdere originele documenten overgelegd die door de staatssecretaris op echtheid zijn onderzocht.
1.5
De rechtbank heeft het beroep, samen met de verzoeken om een voorlopige voorziening, nader op zitting behandeld op 1 december 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Er is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eisers naar voren hebben gebracht. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eisers zijn familie van elkaar. Eiser is de vader van het gezin. Samen met zijn vrouw, minderjarige zoon, meerderjarige dochters, schoonzonen en kleindochter is hij naar Nederland gevlucht. Eisers leggen aan hun asielaanvragen ten grondslag dat zij door de politieke activiteiten van eiser problemen hebben ondervonden in Iran. Eiser is lid van de Organisation of Iranian People’s Fedaian, een socialistische partij tegen het Iraanse regime. In 1981/1982 is eiser door de Iraanse autoriteiten gearresteerd en ongeveer negen maanden vastgezet. Eiser is doorgegaan met zijn politieke activiteiten. Zo hield eiser zich bezig met het verzamelen van - door de Iraanse autoriteiten verboden - boeken die met een groep mensen – onder wie eisers - werden besproken op bijeenkomsten. In mei 2018 is eiser door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor lidmaatschap van een antirevolutionaire partij en misdaden tegen de nationale veiligheid. Er zijn twee invallen in de woning van eiser geweest waarbij onder meer de verboden boeken in beslag zijn genomen. Hierom zijn eisers uit Iran vertrokken. Daarnaast heeft [eiseres] aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in Iran problemen heeft ondervonden vanwege haar Koerdische afkomst. [eiser] en [eiser] hebben in Iran problemen ondervonden door hun geloofsovertuiging, het Yarsani. Zij zijn in Nederland geïnterviewd door een speciaal rapporteur van de Verenigde Naties over de onderdrukking van Yarsani in Iran. Tot slot hebben eisers in Nederland deelgenomen aan demonstraties tegen het Iraanse regime.
De bestreden besluiten
4. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers;
  • problemen vanwege de politieke activiteiten van eiser.
4.1
Het eerste element heeft de staatssecretaris geloofwaardig geacht, het tweede element niet. De staatsecretaris betrekt hierbij het visumdossier. Eiser heeft in de visumaanvraag een verkeerde voorstelling van zaken gegeven over de duur en intentie van zijn verblijf in Nederland. Verder heeft eiser na aankomst in Nederland eerst gewacht tot het visum niet meer geldig was voordat hij zijn asielaanvraag heeft ingediend. Daarnaast zijn de verklaringen van eiser tegenstrijdig met de inhoud van het visumdossier. De door eiser overgelegde verklaring van de gestelde reisagent maakt dit niet anders. Verder heeft eiser wisselende verklaringen afgelegd over zijn arrestatie in het verleden en de recente gebeurtenissen. De door eiser overgelegde documenten kunnen zijn relaas niet onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank waarin staat dat eiser is veroordeeld, is bovendien niet voorzien van een datum. Verder valt niet in te zien dat eiser op legale en gecontroleerde wijze Iran heeft kunnen verlaten. De etnische afkomst van [eiseres] en het geloof van [eiser] en [eiser] leiden ook niet tot de conclusie dat sprake is van vluchtelingschap. Los van de omstandigheid dat eisers hun asielrelaas hierop niet hebben gebaseerd, is uit hun verklaringen niet naar voren gekomen dat zij op deze gronden problemen hebben ondervonden. Tot slot hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van hun deelname aan demonstraties in Nederland en dat hierdoor problemen zullen ontstaan.
Is voor eisers apart een zienswijze ingediend?
5. [eiseres] , [eiser] , [eiseres] , [eiser] en [eiseres] voeren aan dat de staatssecretaris ten onrechte stelt dat namens hen geen aparte zienswijzen zijn ingediend. De staatssecretaris heeft dit in het verweerschrift en op zitting erkend. De staatssecretaris heeft de zienswijzen daarom ten onrechte niet in de bestreden besluiten betrokken. [1] Dit betekent dat de besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid en ontoereikend zijn gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat dit gebrek niet kan worden gepasseerd. [2] Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van [eiseres] , [eiser] , [eiseres] , [eiser] en [eiseres] . Gelet op het hiernavolgende ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten. [3]
Heeft eiser tegenstrijdig verklaard over zijn arrestatie en detentie?
6. Eiser stelt niet tegenstrijdig te hebben verklaard over zijn arrestatie en aansluitende detentie in 1981/1982. Op allebei de punten heeft eiser een correctie gemaakt op het nader gehoor. De staatssecretaris heeft die correcties ten onrechte niet overgenomen.
6.1
Ter zitting heeft de rechtbank al (voorlopig) geoordeeld dat de staatssecretaris de tegenstrijdigheden in eisers verklaringen over zijn arrestatie en detentie niet aan hem heeft kunnen tegenwerpen. Weliswaar heeft eiser verklaard twee keer te zijn gearresteerd [4] , maar hij heeft dit al in het nader gehoor gecorrigeerd. [5] Verder volgt uit de rest van het nader gehoor, zoals het uitgebreide vrije asielrelaas [6] , en uit de correcties en aanvullingen op het verslag dat één arrestatie heeft plaatsgevonden.
6.2
Over zijn detentie heeft eiser verklaard dat hij is veroordeeld tot ‘negen maanden gevangenis’. [7] Later verklaart eiser echter (als correctie op de vraag van de hoormedewerker) dat hij niet werd veroordeeld, maar wel negen maanden vast zat. [8] Ook op andere momenten in het nader gehoor, zoals in het vrije asielrelaas, heeft eiser verklaard dat hij negen maanden werd vastgezet. [9] ‘Vastzetten’ kan ook duiden op voorlopige hechtenis. Tot slot heeft eiser in de correcties en aanvullingen op het verslag van nader gehoor aangegeven dat hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met eiser van oordeel dat eiser niet tegenstrijdig heeft verklaard over zijn arrestatie en detentie en dat met de gemaakte correcties op eisers verklaringen over zijn arrestatie en detentie geen tegenstrijdigheden in het asielrelaas worden aangebracht. De staatssecretaris heeft de correcties ten onrechte niet overgenomen, nu die correcties geheel in lijn zijn met de verklaringen van eiser. De beroepsgrond slaagt.
Had de staatssecretaris de verklaringen van eisers familieleden moeten meewegen?
7. Eiser heeft (op zitting) gesteld dat ook zijn familieleden (vrouw, dochters en schoonzonen) uitvoerig gehoord zijn en dat hun verklaringen onderling consistent zijn. De staatssecretaris had dat in zijn besluitvorming moeten meewegen.
7.1
De rechtbank volgt eiser hierin. Op grond van Werkinstructie 2014/10 moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsvinden. Alle relevante omstandigheden worden betrokken en in onderlinge samenhang gewogen. Naast interne geloofwaardigheidsindicatoren spelen externe geloofwaardigheidsindicatoren een rol. Eén van de externe geloofwaardigheidsindicatoren is consistentie met informatie van andere getuigen: is sprake van tegenstrijdigheden, ongerijmdheden, inconsistenties tussen enerzijds wat de vreemdeling heeft aangedragen en anderzijds wat de staatssecretaris van andere getuigen (zoals familieleden) heeft gehoord of gezien? In deze zaak is niet in geschil dat de verklaringen van eiser en zijn familieleden onderling consistent zijn. De staatssecretaris heeft in strijd met voornoemde werkinstructie niet inzichtelijk gemaakt hoe de verklaringen van eisers familieleden – in positieve zin – in zijn besluitvorming zijn meegewogen. Dit levert een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek op. De stelling van de staatssecretaris op zitting dat de onderlinge consistentie niet wegneemt dat het asielrelaas om de redenen zoals genoemd in het bestreden besluit, ongeloofwaardig is, maakt dit niet anders. Er moet immers een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsvinden. De beroepsgrond slaagt.
Heeft eiser op legale en gecontroleerde wijze Iran kunnen verlaten?
8. Eiser voert aan dat het - ondanks de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten - niet onaannemelijk is dat hij Iran legaal is uitgereisd.
8.1
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt ook deze beroepsgrond. Op zitting heeft de staatssecretaris – in reactie op het door eiser overgelegde artikel ‘Kan een Iraanse asielzoeker die in negatieve belangstelling van autoriteiten staat, legaal Iran zijn
uitgereisd?’ [10] - gesteld dat de omstandigheid dat omkoping voor komt, niet betekent dat dit in deze zaak ook is gebeurd. Gelet op de door eiser gestelde (ernstige) gebeurtenissen acht de staatssecretaris de kans zeer klein dat het voor eiser door omkoping mogelijk is geweest Iran uit te reizen. De rechtbank overweegt dat eiser in het nader gehoor concreet en uitgebreid heeft verteld hoe de uitreis is verlopen en dat de uitreis eerst is uitgesteld omdat de persoon die de paspoortcontrole zou verrichten niet aanwezig was, wat de gang van zaken op het vliegveld was (paspoortcontrole) en dat sprake was van omkoping. [11] In het aanmeldgehoor heeft eiser weliswaar minder concreet over de uitreis verklaard, maar wel over het uitstel van de reis en wat er op het vliegveld gebeurde. [12] Gelet op de concrete verklaringen van eiser en de omstandigheid dat omkoping mogelijk is, heeft de staatssecretaris zonder nadere motivering niet kunnen stellen dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is omdat eiser op legale en gecontroleerde wijze Iran heeft kunnen verlaten. Dat de mogelijkheid van omkoping in verband staat met de aard en de ernst van de beschuldigingen dan wel de mate waarin iemand wordt gezocht, zoals de staatssecretaris stelt, is de rechtbank niet gebleken.
9. Alleen al om het voorgaande, is het beroep gegrond. De overige beroepsgronden voor zover die gaan over de problemen door de politieke activiteiten van eiser in het land van herkomst hoeven niet meer te worden besproken. De staatssecretaris dient opnieuw een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank. De rechtbank ziet wel aanleiding de beroepsgronden die zien op de gestelde problemen door etnische afkomst en geloof en de deelname aan demonstraties in Nederland te beoordelen, nu deze onderdelen ook los van de gestelde problemen door de politieke activiteiten van eiser in Iran te beoordelen zijn, en zal dat hieronder doen.
Zijn de problemen in Iran door etnische afkomst aannemelijk gemaakt?
10. [eiseres] stelt in Iran problemen te hebben ondervonden door haar Koerdische afkomst. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat dit niet concreet en aannemelijk is gemaakt. De enkele stelling dat [eiseres] geen baan kon vinden die aansloot bij haar universitaire studie is onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de (verwachte) problemen in Iran door geloof aannemelijk gemaakt?
11. [eiser] stelt in Iran problemen te hebben ondervonden door zijn geloof, het Yarsani. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat dit niet concreet en aannemelijk is gemaakt. De enkele stelling dat [eiser] niet in aanmerking kwam voor een baan bij de overheid en moest liegen over zijn geloofsovertuiging is onvoldoende. De problemen hebben verder niet geleid tot zijn vertrek uit Iran en zijn leven was niet onhoudbaar, zo volgt uit het nader gehoor. [13]
11.1
Verder voeren [eiser] en [eiser] aan dat zij in Iran problemen zullen ondervinden door het interview met de speciaal rapporteur van de Verenigde Naties over de onderdrukking van Yarsani in Iran en door de verklaring (geschreven door [naam] ) aan [naam] die door hen is ondertekend en is gepubliceerd op het Instagram account van Awad News.
11.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris kunnen stellen dat ook deze stelling niet concreet is gemaakt en niet is onderbouwd. Het interview met de speciaal rapporteur van de Verenigde Naties zou zijn gepubliceerd, maar er zijn geen namen van geïnterviewden bekend gemaakt. [14] Ook de verklaring aan [naam] zou zijn gepubliceerd, maar een vindplaats ontbreekt. Dat [naam] bekend is in Iran en in de gaten wordt gehouden is evenmin onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Staan eisers in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten door hun deelname aan demonstraties in Nederland?
12. Eisers stellen in Nederland te hebben deelgenomen aan demonstraties tegen het Iraanse regime. Foto’s daarvan zijn gepubliceerd in het Algemeen Dagblad, De Telegraaf en op Voice of America. Eisers vrezen hierdoor problemen met de Iraanse autoriteiten.
12.1
Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat met de door eisers overgelegde (onduidelijke) foto’s niet duidelijk is geworden waar, wanneer, hoe vaak en met welk doel eisers hebben deelgenomen aan demonstraties. Ook is niet onderbouwd waar deze foto’s zijn gepubliceerd: de vindplaatsen ontbreken. Verder is niet duidelijk geworden hoe de Iraanse autoriteiten door deze foto’s kennis hebben genomen van de deelname van eisers aan demonstraties. De enkele stelling dat de foto’s zijn gepubliceerd in/ op voornoemde kranten, nieuwssite en sociale media is daartoe onvoldoende. Gelet op het voorgaande, hebben eisers naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zij door hun deelname aan demonstraties in Nederland in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staan. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste. [15] De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien. De (nieuwe) beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas vergt van de staatssecretaris immers dat alle elementen in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Verder draagt de rechtbank de staatssecretaris niet op om het gebrek te herstellen via een bestuurlijke lus, omdat dit geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
13.1
De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. [16] In het nieuw te nemen besluit kan de staatssecretaris de actuele ontwikkelingen en veiligheidssituatie in Iran betrekken, waar eisers op zitting een beroep op hebben gedaan.
13.2
Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 3.138,75 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de eerste en de tweede zitting heeft deelgenomen. De rechtbank beschouwt de zaken als samenhangende zaken. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de besluiten van 20 januari 2020;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 3.138,75 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 42, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
2.artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
3.artikel 8:72, derde lid, van de Awb
4.verslag van nader gehoor, pagina 16
5.verslag van nader gehoor, pagina 30
6.verslag van nader gehoor, pagina’s 5 tot en met 10
7.verslag van nader gehoor, pagina 13
8.verslag van nader gehoor, pagina 30
9.verslag van nader gehoor, pagina’s 6, 13 en 31
10.A&MR 2022-4, pagina 229-231
11.verslag van nader gehoor, pagina’s 53 en 54
12.verslag van aanmeldgehoor, pagina 16
13.verslag van nader gehoor, pagina’s 19 en 38
14.verslagen van nader gehoor, pagina 35
15.artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
16.artikel 8:72, vierde lid, van de Awb