In deze zaak heeft eiseres op 25 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 26 februari 2022 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen. Eiseres heeft op 4 oktober 2022 een ingebrekestelling verzonden, die door verweerder op 5 oktober 2022 is ontvangen. Aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat verweerder alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500. Eiseres wordt in de proceskosten vergoed tot een bedrag van € 418,50.