ECLI:NL:RBDHA:2023:286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker, een asielzoeker, op 22 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 21 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 20 juni 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen door de asielaanvraag in te willigen, is het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor 'licht' omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.