ECLI:NL:RBDHA:2023:288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaken van Iraanse verzoekers
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van Iraanse verzoekers. De verzoekers, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd, hebben tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. De staatssecretaris had de asielaanvragen op 20 januari 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, terwijl hun beroep nog in behandeling was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 oktober 2020 behandeld, en na heropening van de zaak op 1 december 2022, is de zaak opnieuw aan de rechter voorgelegd. Tijdens de zitting waren de verzoekers aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in de beroepen van de verzoekers, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van griffier mr. M. Lok. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.