ECLI:NL:RBDHA:2023:291
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaken van Iraanse verzoekers
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in asielzaken van Iraanse verzoekers. De verzoekers, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd, hebben tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. De staatssecretaris had de asielaanvragen van de verzoekers op 20 januari 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekers hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de beroepen, behandeld op zittingen die plaatsvonden op 28 oktober 2020 en na heropening op 1 december 2022. Tijdens deze zittingen zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. In de uitspraak van 13 januari 2023 heeft de rechtbank inmiddels uitspraak gedaan op de beroepen, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.