ECLI:NL:RBDHA:2023:291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL20.2070, NL20.2072, NL20.2075, NL20.2077, NL20.2079 en NL20.2081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaken van Iraanse verzoekers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in asielzaken van Iraanse verzoekers. De verzoekers, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd, hebben tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. De staatssecretaris had de asielaanvragen van de verzoekers op 20 januari 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekers hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de beroepen, behandeld op zittingen die plaatsvonden op 28 oktober 2020 en na heropening op 1 december 2022. Tijdens deze zittingen zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. In de uitspraak van 13 januari 2023 heeft de rechtbank inmiddels uitspraak gedaan op de beroepen, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.2070, NL20.2072, NL20.2075, NL20.2077, NL20.2079 en NL20.2081

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
mede namens hun minderjarige zoon
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
mede namens hun minderjarige dochter
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
allen van Iraanse nationaliteit en samen te noemen verzoekers
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).
Inleiding
1. In de besluiten van 20 januari 2020 heeft de staatssecretaris de asielaanvragen van verzoekers afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1
Verzoekers hebben tegen hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening verzocht.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de beroepen, op
28 oktober 2020 en na heropening van de zaak op 1 december 2022 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Er is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. In de uitspraak van vandaag, zaaknummers NL20.2069, NL20.2071, NL20.2074, NL20.2076, NL20.2078 en NL20.2080, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken daarom af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M. Lok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.