ECLI:NL:RBDHA:2023:3048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
C/09/641928 / JE RK 23-183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een problematische echtscheiding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ondertoezichtstelling was ingesteld vanwege ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] als gevolg van de problematische echtscheiding van zijn ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in een loyaliteitsconflict zit en dat de spanningen tussen de ouders onverminderd aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat er belemmeringen zijn bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling, vooral door de houding van de vader, die niet meewerkt aan de hulpverlening. De vader heeft verweer gevoerd en stelt dat hij zich zorgen maakt over de veiligheid van [minderjarige01] bij de moeder. De moeder heeft zich meewerkend opgesteld, maar vreest dat de ondertoezichtstelling geen positieve verandering zal brengen.

De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige01] beoordeeld en geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Ondanks de problemen in de samenwerking met de vader, is het van belang dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft om de ontwikkeling van [minderjarige01] te waarborgen. De kinderrechter heeft het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling afgewezen en benadrukt dat de vader verplicht is om mee te werken aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de vader niet ontvankelijk is in zijn verzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en zorgregeling, omdat deze verzoeken te laat zijn ingediend. De ondertoezichtstelling blijft van kracht tot 23 juli 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/641928 / JE RK 23-183
Datum uitspraak: 10 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 30 januari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het e-mailbericht van de vader met bijlagen d.d. 5 februari 2023;
- het verweerschrift van de vader met bijlagen d.d. 16 februari 2023.
Op 20 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder, maar verblijft in het kader van de zorgregeling feitelijk afwisselend bij de vader en de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 juli 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 23 juli 2022 tot 23 juli 2023 en daarnaast de punten 1, 2 en 3 van de schriftelijke aanwijzing aan vader van 30 juni 2021 bekrachtigd.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot opheffing van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] . Daartoe heeft de gecertificeerde instelling aangevoerd dat zij aanhoudende belemmeringen ervaart bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De aanleiding voor de ondertoezichtstelling is de problematische echtscheiding van de ouders waardoor [minderjarige01] in een loyaliteitsconflict zit en last heeft van de voortdurende strijd tussen de ouders. De ondertoezichtstelling heeft onder meer als doel dat [minderjarige01] onbezorgd kan houden van beide ouders, hij niet de indruk heeft dat hij moet kiezen tussen de ouders en de ouders op een neutrale of positieve manier contact met elkaar kunnen hebben. De afgelopen jaren is getracht verschillende vormen van hulpverlening in te zetten teneinde de genoemde doelen te behalen. Hulpverlening is echter niet van de grond gekomen omdat er geen overeenstemming werd bereikt – met voornamelijk de vader – over de vorm van hulpverlening of de manier waarop het traject vormgegeven zou moeten worden. Tijdens de ondertoezichtstelling is de vader de strijd aangaan met zowel de gecertificeerde instelling als de ingezette hulpverlening. De gecertificeerde instelling heeft de vader tweemaal een schriftelijke aanwijzing gegeven, maar er wordt niet ervaren dat de vader die opvolgt. De vader blijft in zijn gedrag bepalend en sturend waardoor samenwerking niet mogelijk is en er geen voortgang in de doelen wordt bereikt. Het afgelopen halfjaar heeft de gecertificeerde instelling opnieuw geprobeerd om hulpverlening in te zetten. De hulpverlening zou gericht zijn op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders (parallel-solo-ouderschap), individuele hulpverlening voor [minderjarige01] om zijn weerbaarheid te vergroten en hem te helpen met het verwerken van nare gebeurtenissen en opvoedondersteuning bij beide ouders thuis om zicht te krijgen op hun opvoedvaardigheden. De ouders zijn tweemaal uitgenodigd bij Family Supporters voor een intakegesprek om de door de gecertificeerde instelling gestelde doelen te verduidelijkheden en hier overeenstemming over te krijgen. De moeder heeft zich meewerkend opgesteld. De vader heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in het voorstel, omdat hij meent dat de aanmelding is gedaan op basis van onjuiste informatie. Aangezien de motivatie van beide ouders vereist is, heeft Family Supporters aangegeven niet te kunnen starten. De gecertificeerde instelling merkt dat er een visieverschil is over waar de problematiek ligt en welke hulp ingezet moet worden. Op dit moment ziet de gecertificeerde instelling geen mogelijkheden meer om andere hulpverlening in te zetten, omdat tijdens de gehele ondertoezichtstelling wordt gezien dat hierin wordt tegengewerkt. Daarnaast merkt de gecertificeerde instelling dat zij onderdeel is geworden van de strijd tussen de ouders. Hoewel wordt gezien dat [minderjarige01] nog steeds knel zit tussen de ouders, is de verwachting dat de ondertoezichtstelling daar geen verandering in gaat brengen. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom opheffing van de ondertoezichtstelling. Op dit moment zijn er geen zorgen over de acute veiligheid van [minderjarige01] . Hij lijkt een coping mechanisme te hebben ontwikkeld om met de huidige situatie om te gaan. Ook de school merkt geen verschil in zijn gedrag wanneer hij bij de ene of andere ouder is.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat hij zich ernstige zorgen maakt over de veiligheid van [minderjarige01] in de thuissituatie bij de moeder. [minderjarige01] heeft namelijk herhaaldelijk zorgelijke uitspraken gedaan over de thuissituatie bij de moeder. Zowel [minderjarige01] als de vader worden echter niet serieus genomen. De vader meent dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om zicht te houden op [minderjarige01] zolang hij bij de moeder verblijft. De vader herkent zich niet in het door de gecertificeerde instelling geschetste beeld dat hij niet wil meewerken. De vader heeft meermaals geprobeerd met de gecertificeerde instelling in gesprek te gaan en hij kan dat ook aantonen. Bij de aanmelding bij Family Supporters is het gezinsplan als uitgangspunt genomen. In het gezinsplan staat echter onjuiste informatie over de vader, waardoor er een onjuist beeld over hem ontstaat. Voor het verloop van het traject is het belangrijk dat de hulpverleners op de hoogte zijn van de juiste gegevens. De vader heeft hier melding van gemaakt en getracht in gesprek te komen, maar dit is niet gelukt. Het klopt dan ook niet dat het traject bij Family Supporters door zijn toedoen niet van de grond is gekomen. De vader handelt enkel in het belang van [minderjarige01] en vindt het belangrijk dat [minderjarige01] zijn verhaal tegen iemand kan vertellen. De vader heeft daarnaast in zijn verweer verzocht om de schriftelijke aanwijzingen die aan hem zijn gericht in te trekken, de hoofdverblijfplaats en zorgregeling te wijzigen en verzoeken gedaan ten aanzien van de kosten van [minderjarige01] .
De moeder heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek. Hoewel de moeder niet tegen een voortzetting van de ondertoezichtstelling is, vreest zij dat de ondertoezichtstelling geen positieve verandering voor [minderjarige01] teweeg zal brengen. De afgelopen drie jaar is door de houding van de vader geen enkel doel van de ondertoezichtstelling behaald. [minderjarige01] staat inmiddels niet meer open voor individuele hulpverlening. Hoewel de moeder zich altijd bereidwillig en meewerkend heeft opgesteld en dit ook zal blijven doen, levert de ondertoezichtstelling haar wel veel spanning op zonder dat het resultaten geeft.

Beoordeling

De kinderrechter kan in overeenstemming met artikel 1:261, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, de ondertoezichtstelling opheffen wanneer de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld.
Bij beschikking van 23 juli 2020 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld omdat hij ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd door de spanningsvolle situatie tussen de ouders en de onrust die daarmee gepaard ging. De gecertificeerde instelling heeft reeds op 1 april 2022 verzocht om opheffing van de ondertoezichtstelling, omdat moeilijkheden werden ervaren in de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 mei 2022 bepaald dat nog altijd werd voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. Daartoe overwoog de kinderrechter dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog steeds geboden was om individuele hulpverlening in te zetten voor [minderjarige01] en te blijven inzetten op de onderlinge verstandhouding tussen de ouders. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van 14 juli 2022. Daarbij oordeelde de kinderrechter dat de situatie waarin [minderjarige01] opgroeit niet is veranderd en de ontwikkelingsbedreigingen onverminderd aanwezig zijn.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige01] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en er nog altijd wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. Daartoe overweegt de kinderrechter dat [minderjarige01] nog steeds in een loyaliteitsconflict zit en last heeft van de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders. Het is het afgelopen half jaar wederom niet gelukt om hulpverlening in te zetten voor [minderjarige01] en de ouders, nu de hulpverlening van Family Supporters niet van de grond is gekomen. De gecertificeerde instelling geeft aan dat dit vooral gelegen is in de moeizame samenwerking met de vader. De kinderrechter ziet dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling al langere tijd zeer moeilijk is en dat dit met name veroorzaakt wordt door de houding van vader. Dat neemt niet weg dat van de gecertificeerde instelling verwacht mag worden dat zij blijft werken aan de doelen van de ondertoezichtstelling. De vader heeft ter zitting aangegeven open te staan voor het hebben van face to face contacten met de gecertificeerde instelling. Dit biedt mogelijk een opening voor verbetering van de samenwerking. De kinderrechter acht het de komende tijd noodzakelijk dat er geprobeerd blijft worden om het traject bij Family Supporters van de grond te krijgen, nu hier zowel zicht mee gekregen kan worden op de opvoedvaardigheden en opvoedsituatie van beide ouders en ingezet kan worden op individuele behandeling van [minderjarige01] . Beide ouders willen het beste voor [minderjarige01] en de kinderrechter verwacht dan ook dat zij zich hiervoor zullen inzetten, ook als niet (geheel) aan hun wensen danwel voorwaarden kan worden tegemoet gekomen.
De vader heeft verzocht de aan hem gegeven schriftelijke aanwijzingen in te trekken. Dit is echter niet mogelijk omdat de kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 juli 2022 een schriftelijke aanwijzing gericht aan de vader bekrachtigd, en deze beslissing inmiddels onherroepelijk is geworden. Op grond hiervan is de vader onder meer verplicht om toestemming te geven voor de inzet van opvoedondersteuning in de thuissituatie en uitvoering te geven aan dit traject, alsmede om toestemming te geven voor de aanmelding voor parallel-solo-ouderschap en hier constructief aan mee te werken. De kinderrechter benadrukt dan ook dat de vader verplicht is de schriftelijke aanwijzing na te komen en dus mee te werken aan het traject. Indien de vader het blijft nalaten om zijn medewerking te verlenen, staat het de gecertificeerde instelling vrij om een dwangmiddel te verzoeken. De kinderrechter gaat er evenwel van uit dat het zover niet hoeft te komen omdat de vader ter zitting heeft aangegeven dat hij in het belang van [minderjarige01] wil handelen.
De kinderrechter overweegt verder dat van een situatie waarin niet meer is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling ook sprake kan zijn als er feitelijk geen verdere resultaten van een ondertoezichtstelling meer zijn te verwachten en deze een averechts effect heeft. Indien hulpverlening nu opnieuw niet van de grond komt is het inderdaad de vraag of er nog resultaten van de ondertoezichtstelling zijn te verwachten. De kinderrechter acht het op dit moment echter nog onvoldoende onderbouwd dat de ondertoezichtstelling een averechts effect heeft op [minderjarige01] . De kinderrechter maakt zich zorgen over de huidige situatie van [minderjarige01] , maar nog meer over zijn situatie als er niet langer een jeugdbeschermer betrokken is. De verstandhouding tussen de ouders is immers zeer ernstig is verstoord en ouders zijn op dit moment niet in staat samen afspraken te maken over [minderjarige01] , terwijl dit wel belangrijk is, nu sprake is van gezamenlijk gezag en een verdeling van de zorgtaken waarbij [minderjarige01] de ene week bij zijn moeder en de andere week bij zijn vader verblijft. De kinderrechter acht het in die situatie van belang dat een neutrale partij tenminste zicht houdt op het welbevinden van [minderjarige01] .
Gelet op het bovenstaande wijst de kinderrechter het verzoek af. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling voortduurt tot 23 juli 2023. Voor zover de gecertificeerde instelling niet overgaat tot het verzoeken van een verlenging van de ondertoezichtstelling, wijst de kinderrechter erop dat hier tijdig een melding van gedaan moet worden bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Dit biedt de mogelijkheid aan de Raad om als onafhankelijke -deskundige- partij onderzoek te doen naar het al dan niet afsluiten van de kinderbeschermingsmaatregel (zie artikel 1:265j van het Burgerlijk Wetboek). Een dergelijk onderzoek biedt mogelijk ook extra inzicht in de (on-)mogelijkheden van de uitvoering van deze ondertoezichtstelling.
Tenslotte overweegt de kinderrechter dat de vader niet ontvankelijk is in zijn verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kosten van [minderjarige01] omdat deze pas kort voor de zitting zijn ingediend en deze verzoeken bovendien door de familierechter moeten worden behandeld.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] ;
wijst af het verzoek van de vader tot intrekking van de schriftelijke aanwijzingen;
verklaart de vader niet ontvankelijk in de verzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kosten van [minderjarige01] .
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.