ECLI:NL:RBDHA:2023:3080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
SGR 21/6282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.P.M. Duijndam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. Eiseres had een WIA-uitkering die per 24 oktober 2021 werd beëindigd op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op die datum voor 34,68% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat zij geen recht meer had op de WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de medische situatie van eiseres adequaat was beoordeeld en dat de aanpassing van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 9 januari 2023 geen nadelige gevolgen voor eiseres had, aangezien haar arbeidsongeschiktheidspercentage gelijk bleef. De rechtbank passeerde het motiveringsgebrek in het bestreden besluit op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet was gebleken dat eiseres hierdoor benadeeld was. Eiseres had aangevoerd dat haar gezondheid was verslechterd en dat de UWV-arts haar mogelijkheden te rooskleurig had ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de UWV-arts geen relevante informatie had gemist. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-, terwijl het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6282

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.P.M. Duijndam),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Procesverloop

Met het besluit van 7 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres bericht dat haar loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) stopt en dat zij per 18 oktober 2020 recht heeft op een WGA-vervolguitkering, waarbij uitgegaan wordt van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Met het besluit van 23 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard, (
de rechtbank begrijpt) het primaire besluit herroepen en bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 24 oktober 2021 minder dan 35% is en dat haar WIA-uitkering daarom per die datum wordt beëindigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 22 november 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde en een medewerker van de gemeente. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het UWV in de gelegenheid gesteld om een spreekuurcontact te laten verrichten door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Verwezen wordt naar de schorsingsbeslissing, verzonden op 23 november 2022.
Bij brief van 19 januari 2023 heeft het UWV een aanvullend verweerschrift ingediend, met daarbij in bijlagen gevoegd een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 januari 2023, journaalregels van de huisarts van eiseres, een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 9 januari 2023 en een rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 17 januari 2023.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte sinds 1 november 2011 als medewerkster parkeerservices bij PCH Parking & Facility Services Schiphol B.V. (werkgever) voor gemiddeld 36,09 uur per week. Zij heeft zich op 20 oktober 2016 ziek gemeld voor dit werk.
2. Naar aanleiding van een aanvraag van eiseres om een uitkering op grond de Wet WIA heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV eiseres met ingang van 18 oktober 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 38,69%.
3. Met het primaire besluit is de loongerelateerde WGA-uitkering wegens het bereiken van de maximale duur per 18 oktober 2020 omgezet naar een WGA-vervolguitkering. De ex-werkgever heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 18 oktober 2020.
4. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een FML van 1 februari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als medewerkster parkeerservices, maar dat er drie functies (en één reservefunctie) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 35,56% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 64,44%. Naar aanleiding van de reactie van werkgever op de resultaten van dit onderzoek heeft op 11 juni 2021 nogmaals een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige heeft het CBBS opnieuw geraadpleegd en twee andere functies geselecteerd. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarop vastgesteld op 45,60%.
5. Nadat de ex-werkgever had gereageerd op dit laatste rapport van de arbeidsdeskundige heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw naar de zaak gekeken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zag aanleiding om af te wijken van de rapporten van de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het CBBS opnieuw geraadpleegd en twee nieuwe functies geselecteerd, waaronder de functie van heftruckchauffeur (SBC-code 111270), die eiseres met haar beperkingen nog zou kunnen uitvoeren. Als reservefuncties (zijnde drie functies) hanteert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies die eerder door de arbeidsdeskundige zijn geduid. Op grond van de eerste drie functies is de restverdiencapaciteit van eiseres vastgesteld en wel op 65,32%. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 34,68%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres voert aan dat zij het niet eens is met de medische beoordeling en zij betwist de FML. Eiseres kan het niet begrijpen dat het UWV in 2018 heeft geoordeeld dat er wel sprake is van arbeidsongeschiktheid en in 2020 niet meer, terwijl de belastbaarheid volgens het UWV ongewijzigd is gebleven. Daarnaast is eiseres van mening dat de arts in 2021 de functionele mogelijkheden van eiseres te rooskleurig heeft ingeschat en het UWV daarom de mate van arbeidsongeschiktheid niet op goede gronden heeft vastgesteld. Tevens voert eiseres aan dat het UWV een uitlooptermijn heeft gehanteerd hetgeen meebrengt dat rekening moet worden gehouden met relevante wijzigingen in haar medische situatie in de periode tussen de zogenaamde toetsdatum in 2018 en de datum van de beëindiging van de uitkering. Dat lijkt aldus eiseres nu niet althans onvoldoende te zijn gebeurd. Volgens eiseres is er echter wel sprake van een verslechtering van haar gezondheid. Dat volgt uit het rapport van de arts en de medische stukken met betrekking tot de slijmbeursontsteking en de heupklachten. Eiseres stelt verder dat een heroverweging in bezwaar door een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte achterwege is gebleven.
7. Eiseres voert verder aan dat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit, omdat zij geen bezwaar had tegen de FML, die is vastgesteld in 2018. Zij vertrouwde er dus ook op dat zij voor de WGA-vervolguitkering kwalificeerde. Dat het bezwaar van de werkgever heeft geleid tot een heroverweging mag gelet op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel niet ten nadele van haar strekken. Verder heeft het UWV onvoldoende gemotiveerd dat het bezwaar van de werkgever thans wordt gevolgd terwijl hij geen bezwaar had tegen de vastgestelde belastbaarheid van eiseres in 2018.
8. Tot slot voert eiseres aan dat zij de functie van heftruckchauffeur niet kan verrichten. Dat geldt ook voor de functie van inpakker, omdat zij beperkt is ten aanzien van het samenwerken en in deze functie samenwerking wordt vereist.

Waarover gaat het in deze zaak

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 24 oktober 2021 voor 34,68% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 24 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 24 oktober 2021 voor 34,68% arbeidsongeschikt is en dus per die datum geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voordat de rechtbank zich inhoudelijk over de zaak zal uitlaten, wordt het volgende overwogen. Naar aanleiding van de schorsingsbeslissing heeft het UWV nader medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) heeft op 3 januari 2023 een fysiek spreekuurcontact gehouden en alle beschikbare medische gegevens beoordeeld. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de verzekeringsarts B&B de FML aangepast (FML d.d. 9 januari 2023). Beperkingen voor – kort samengevat – voorspelbare werksituatie, samenwerken, weinig of geen rechtstreeks contact met klanten of patiënten/hulpbehoevenden, geen leidinggevende aspecten en voor lopen en staan samen maximaal vier uur per dag zijn toegevoegd. Deze gewijzigde FML van 9 januari 2023 is vervolgens voorgelegd aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (B&B), die aan de hand van deze FML nader onderzoek heeft verricht. Volgens de arbeidsdeskundige B&B vervallen twee van de zes eerder geduide functies, maar blijven de overige vier functies onveranderd geschikt voor eiseres. Omdat de twee vervallen functies reservefuncties waren, verandert er niks aan het vastgestelde verlies aan verdiencapaciteit en daarmee de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 24 oktober 2021, namelijk 34,68%.
12. Omdat de verzekeringsarts B&B tijdens de beroepsprocedure verdere beperkingen heeft aangenomen in de FML van 9 januari 2023 kleeft er aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft het gebrek met het rapport van de verzekeringsarts B&B van 9 januari 2023 naar het oordeel van de rechtbank hersteld. De rechtbank zal dit laatste hieronder nader uitleggen. Niet is gebleken dat eiseres door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage hetzelfde blijft en eiseres in de gelegenheid is gesteld om aanvullende gronden in te dienen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten haar heupklachten, psychische klachten, slaapproblemen en pijnklachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek tijdens het spreekuur door de verzekeringsarts B&B en voor de in het dossier aanwezige informatie van de huisarts en de bedrijfsarts en de bevindingen en conclusies van de arts in primo. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B van de medische situatie van eiseres heeft gemist. Eiseres heeft in dit verband ook geen beroepsgronden naar voren gebracht.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 24 oktober 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Naar aanleiding van het aanvullend medisch onderzoek in beroep en de in dat kader aangepaste FML van 9 januari 2023 heeft eiseres geen medische beroepsgronden meer ingediend. De rechtbank ziet daarom, en overigens ook elders in het dossier, geen aanknopingspunten om te oordelen dat het UWV de medische belastbaarheid van eiseres per 24 oktober 2021 onjuist heeft ingeschat.
16. Omdat eiseres haar eerder in het aanvullend beroepschrift genoemde beroepsgronden niet heeft ingetrokken, zal de rechtbank daarover hierna alsnog een oordeel geven.
17. De rechtbank stelt vast dat het UWV in onderhavige procedure de belastbaarheid van eiseres per 24 oktober 2021 heeft vastgesteld. Dat is dus de datum in geding in deze procedure. Dat voor eiseres in 2018 (beoordeling per de datum einde wachttijd) andere beperkingen waren vastgesteld, is dan ook niet relevant voor deze procedure, omdat deze belastbaarheid ziet op de datum 18 oktober 2018, dat wil zeggen ongeveer drie jaar voor de datum in dit geding. De belastbaarheid van eiseres per 24 oktober 2021 is ook vastgesteld op grond van een daarop gericht medisch onderzoek. De stelling van eiseres dat rekening gehouden moet worden met een gewijzigde medische toestand in de periode tussen de zogenaamde toetsdatum in 2018 en de datum van beëindiging van de uitkering kan dan ook geen doel treffen, omdat het UWV de medische toestand van eiseres per 24 oktober 2021 heeft beoordeeld en op grond daarvan de belastbaarheid heeft vastgesteld in de FML van 9 januari 2023. De rechtbank ziet niet in dat daarbij expliciet rekening gehouden moet worden met de vraag of deze toestand na 2018 is verslechterd. De stelling van eiseres dat de arts in 2021 haar functionele mogelijkheden te rooskleurig heeft ingeschat, behoeft geen nadere bespreking meer omdat deze functionele mogelijkheden door de verzekeringsarts B&B zijn gewijzigd. Dat in bezwaar ten onrechte is afgezien van een heroverweging door een verzekeringsarts B&B kan eveneens buiten beschouwing worden gelaten, omdat die heroverweging inmiddels heeft plaatsgevonden.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 24 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 9 januari 2023.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 9 januari 2023 de eerder door hem in zijn rapport van 12 augustus 2021 genoemde functies (beroepen/werkzaamheden), die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen, gehandhaafd. Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( sbc-code 111270) Heftruckchauffeur;
- ( sbc-code 267051) Monteur printplaten.
De functies machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122) en lader/losser (medewerker logistiek) (sbc-code 111220), die als reservefuncties waren geduid, zijn komen te vervallen omdat deze functies de belastbaarheid van eiseres overschrijden op het item dat staan en lopen gemaximeerd zijn op vier uur per dag. Als reservefunctie was tevens geduid de functie van inpakker (sbc-code 111190).
20. Eiseres voert aan dat de functie inpakker (sbc-code 111190) niet geschikt is, omdat eiseres in deze functie dient samen te werken, een aspect waarop zij juist beperkt is geacht in de gewijzigde FML van 9 januari 2023. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapportage van 17 januari 2023 toegelicht waarom hij van mening is dat deze functie voor eiseres geschikt is. Dat behoeft verder geen bespreking meer omdat de arbeidsongeschiktheidsschatting van eiseres niet op deze functie is gebaseerd, maar op de drie functies zoals genoemd in rechtsoverweging 19. Dat zij de functie van heftruckchauffeur niet kan verrichten heeft zij louter gesteld maar verder niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank kan eiseres hierin, gezien ook hetgeen de arbeidsdeskundige B&B hierover naar voren heeft gebracht, dan ook niet volgen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV ook overigens voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
21. Eiseres kan het niet begrijpen dat het UWV in eerste instantie in 2018 heeft geoordeeld dat er wel sprake is geweest van arbeidsongeschiktheid en in 2020 niet meer, terwijl de belastbaarheid volgens het UWV ongewijzigd is gebleven. Voorop staat dat de FML van 9 januari 2023 niet (min of meer) gelijk is aan die in 2018 voor eiseres is opgesteld. Van een ongewijzigde belastbaarheid kan dan ook niet gesproken worden De rechtbank merkt verder op dat een arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend aan de hand van op dat moment aanwezige arbeidsmogelijkheden. Hierdoor is het mogelijk dat arbeidsdeskundigen met een (vrijwel) gelijke FML op twee verschillende momenten, die in deze casus overigens drie jaar uiteen liggen, verschillende arbeidsmogelijkheden kunnen vinden in het CBBS. Dit kan weer tot verschillende arbeidsongeschiktheidspercentages leiden.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 24 oktober 2021 met de middelste van deze functies 65,32%% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als medewerkster parkeerservices, zodat eiseres voor de overige 34,68% arbeidsongeschikt is.

Tot slot

23. De stelling van eiseres dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel slaagt niet. Het is juist dat aan eiseres ondubbelzinnig is bericht dat haar loongerelateerde WGA-uitkering wordt omgezet naar een WGA-vervolguitkering. Aan die beslissing lag evenwel geen (medisch en arbeidskundig) onderzoek ten grondslag. Het vertrouwensbeginsel strekt niet zover dat het UWV daarmee wordt ontzegd dat onderzoek alsnog te doen en aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek een beslissing te nemen over de WIA-uitkering van eiseres, ook niet als dat onderzoek eerst wordt verricht na een bezwaarschrift van de ex-werkgever. Het rechtszekerheidsbeginsel dwingt het UWV vervolgens om bij het beëindigen van die uitkering met een uitlooptermijn rekening te houden, zoals ook is gebeurd.
24. Tot slot kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar stelling dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het bezwaar van de ex-werkgever in deze procedure wel wordt gevolgd, terwijl deze ex-werkgever geen bezwaar had tegen de FML uit 2018. Of de werkgever geen bezwaar had tegen de FML van 2018 kan in het midden blijven. Van belang is dat de ex-werkgever wel bezwaar had tegen het primaire besluit en dat dat bezwaar door het UWV is beoordeeld met het bestreden besluit als gevolg. In hoeverre eiseres kan worden gevolgd in haar stelling dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, is de rechtbank hiervoor (vanaf rechtsoverweging 12) reeds ingegaan.

De conclusie van de rechtbank

25. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 24 oktober 2021 terecht beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
26. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. De rechtbank stelt deze vergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 1.674,-, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (2 punten met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Eiseres heeft verzocht om vergoeding van een bedrag van € 152,- aan kosten van de eigen bijdrage. Dit verzoek wordt afgewezen. In het Bpb is niet voorzien in vergoeding van de te betalen eigen bijdrage aan de rechtsbijstandsverlener. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Uit dit verzoek leidt de rechtbank wel af dat eiseres procedeert op basis van een toevoeging, zodat de proceskosten moeten worden betaald aan de gemachtigde van eiseres. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 9 maart 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch rapport van 3 februari 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.