ECLI:NL:RBDHA:2023:3087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL22.23273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige bedreigingen en onvoldoende bewijs voor bescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Colombiaanse vrouw, had op 11 maart 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland, na twee berovingen en bedreigingen die haar vader had ontvangen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 19 oktober 2022 afgewezen, omdat de rechtbank de bedreigingen ongeloofwaardig achtte en niet aannemelijk werd gemaakt dat eiseres bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade zou lopen.

Tijdens de zitting op 9 februari 2023 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde heeft de zaak vertegenwoordigd. Eiseres voerde aan dat haar moeder bedreigd was en dat deze bedreigingen verband hielden met eerdere bedreigingen aan haar vader. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen gronden had aangevoerd tegen de ongeloofwaardigheid van de eerdere bedreigingen en dat de nieuwe bedreigingen niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde aangifte van de moeder van eiseres niet als bewijs kon dienen, omdat er geen originele aangifte was en de bedreigingen via WhatsApp niet waren overgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat eiseres geen afdoende bescherming kan verwachten van de Colombiaanse autoriteiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23273

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

ProcesverloopBij besluit van 19 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Colombiaanse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 11 maart 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiseres het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is in Colombia twee keer het slachtoffer geweest van berovingen, waarbij zij (seksueel) is mishandeld. Daarnaast heeft de vader van eiseres bedreigingen ontvangen waarin gedreigd wordt om zijn kinderen - en dus ook eiseres - iets aan te doen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiseres op straat is beroofd door criminelen. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat eiseres bij terugkeer naar Colombia een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiseres is bedreigd vanwege haar vader, omdat eiseres over dit onderdeel van het relaas summier heeft verklaard.
4. Eiseres voert in beroep het volgende aan. De moeder van eiseres is in persoon en via WhatsApp bedreigd en heeft hiervan aangifte gedaan op 9 november 2022. Op 27 oktober 2022 ontving de moeder van eiseres berichten waarin haar dochters werden bedreigd. Op 8 november 2022 zijn onbekende mannen verschenen bij haar woning. Eiseres vermoedt dat deze bedreigingen verband houden met de bedreigingen die haar vader eerder heeft ontvangen. Eiseres kan van de Colombiaanse autoriteiten geen afdoende bescherming krijgen tegen de bedreigers.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de door verweerder ongeloofwaardig geachte bedreigingen vanwege haar vader en de tegenwerpingen in dit kader. Ook heeft eiseres geen gronden aangevoerd tegen het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is gemaakt dat de geloofwaardig geachte berovingen leiden tot een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer. De beroepsgronden van eiseres zien uitsluitend op gebeurtenissen die zich na het bestreden besluit hebben voorgedaan.
6. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres een digitaal exemplaar van de aangifte heeft overgelegd en geen originele aangifte, waardoor niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een echte, officiële aangifte die is ingediend door de moeder van eiseres. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat de bedreigingen die per WhatsApp zijn ontvangen niet zijn overgelegd en dat de aangifte alleen de verklaring van de moeder van eiseres weergeeft. Verder heeft verweerder terecht tegengeworpen dat het slechts een vermoeden van eiseres betreft dat deze bedreigingen verband houden met eerdere bedreigingen aan haar vader. Dit vermoeden wordt niet onderbouwd door de inhoud van de aangifte. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de overgelegde aangifte de bedreigingen niet geloofwaardig maakt.
7. Nu de bedreigingen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, wordt eiseres ook niet gevolgd in haar stelling dat zij bescherming tegen de bedreigers behoeft en deze bescherming niet afdoende kan krijgen van de Colombiaanse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat het in beginsel mogelijk is om bij problemen bescherming te krijgen van de Colombiaanse autoriteiten en eiseres heeft niet onderbouwd waarom dat dit haar geval niet kan.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.