ECLI:NL:RBDHA:2023:3138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
22/5082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van tandheelkundige behandeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

In deze zaak heeft eiser, een in Spanje woonachtige man geboren in 1952, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van tandheelkundige behandelingen door de staatssecretaris van Defensie. Eiser ontvangt een militair invaliditeitspensioen vanwege rugletsel en stelt dat zijn gebitsproblemen zijn verergerd door het gebruik van medicatie die hij voor zijn aandoening gebruikt. Het verzoek om vergoeding van de kosten van tandheelkundige behandelingen, begroot op € 2.070,-, werd door verweerder afgewezen op basis van het ontbreken van een medische indicatie die verband houdt met de dienstverbandaandoening.

Verweerder baseerde zijn beslissing op adviezen van verzekeringsartsen, die concludeerden dat de gebitsproblemen van eiser niet het gevolg zijn van het medicatiegebruik. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de staat van zijn gebit wel degelijk is verslechterd door de medicatie, en heeft verklaringen van zijn tandarts in Spanje overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de tandheelkundige kosten noodzakelijk waren in verband met zijn invaliditeit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten voor de tandheelkundige behandeling niet noodzakelijk zouden zijn geweest zonder de dienstverbandaandoening. De overgelegde medische gegevens en verklaringen waren onvoldoende om de bevindingen van de medische advisering van verweerder te weerleggen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5082

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] (Spanje), eiser

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.A.L. Knoben).

Procesverloop

In het besluit van 7 april 2022 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om vergoeding van tandheelkundige behandeling afgewezen.
In het besluit van 1 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, geboren in 1952, ontvangt een militair invaliditeitspensioen vanwege rugletsel (hierna: de dienstverbandaandoening). Eiser gebruikt jarenlang medicatie in verband met de dienstverbandaandoening. Eiser vindt dat de staat van zijn gebit is verslechterd door het medicatiegebruik en heeft bij brief van 22 december 2021 bij verweerder een verzoek ingediend tot vergoeding van kosten van tandheelkundige behandelingen. Deze kosten zijn door een tandarts in Spanje, waar eiser woonachtig is, begroot op € 2.070,-.
2.1.
Verweerder heeft het verzoek afgewezen. Verweerder vindt dat voor tandheelkundige behandelingen geen medische indicatie aanwezig is op basis van de dienstverbandaandoening. Verweerder baseert zich voor dit oordeel op het advies van
6 april 2022 van verzekeringsarts A. Meij, aan welk advies een tandheelkundig expertiserapport van 29 maart 2022 van tandarts W.A.M. van Klink ten grondslag ligt. In dit expertiserapport is geconcludeerd dat het niet plausibel is dat de problemen aan het gebit van eiser het gevolg van het medicatiegebruik zijn.
2.2.
In het bestreden besluit handhaaft verweerder de afwijzing van het verzoek, onder verwijzing naar een advies van 23 mei 2022 van bezwaarverzekeringsarts K. Baal. De bezwaarverzekeringsarts ziet in de bezwaargronden geen reden om van het eerdere medisch advies af te wijken.
Wat zijn de regels?
3. Volgens artikel 1, aanhef en onder d, van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (hierna: de Regeling) wordt voor de toepassing van de Regeling onder ‘kosten’ verstaan: de kosten die de betrokkene in verband met invaliditeit noodzakelijkerwijs moet maken en zonder invaliditeit niet of niet in dezelfde mate gemaakt zouden worden.
Volgens artikel 10a, aanhef en onder c, van de Regeling worden onder voorzieningen ter zake van de kosten van geneeskundige verzorging verstaan: de financiële tegemoetkoming in de kosten van kleine medische hulpmiddelen dan wel behandelingen noodzakelijk tengevolge van de invaliditeit.
Wat stelt eiser in beroep?
4. Eiser neemt in verband met de dienstverbandaandoening jarenlang de pijnstiller effentora in. Hij mag dit niet slikken maar moet het tussen zijn tanden en lippen laten oplossen. Dit heeft na zoveel jaren gebruik van de medicatie, wel degelijk een verslechtering van zijn gebit tot gevolg. Dit wordt ook bevestigd door zijn tandarts in Spanje in een verklaring van
30 augustus 2022.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Om in aanmerking te kunnen komen voor een financiële tegemoetkoming op grond van de Regeling, dient eiser aannemelijk te maken dat de kosten voor de tandheelkundige behandeling niet noodzakelijk zouden zijn geweest zonder de dienstverbandaandoening. Eiser is hierin niet geslaagd. De medische gegevens die hij heeft overgelegd bevatten geen overtuigende aanwijzingen dat de klachten aan het gebit, in relatie tot de dienstverbandaandoening staan. De overgelegde verklaringen van zijn behandelaars in Spanje zijn te summier en onvoldoende concreet om aan de bevindingen van de medische advisering van verweerder te kunnen twijfelen. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat de in de bijsluiter bij zijn medicatie vermelde bijwerkingen, juist bij hem zijn opgetreden.
Voor zover het medicatiegebruik van enige invloed op de toestand van het gebit van eiser is geweest, heeft verweerder zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat nog andere factoren een belangrijke rol in dat kader spelen en dat de klachten aan het gebit voorkomen (hadden) kunnen worden door een goede mondhygiëne. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit standpunt van verweerder voor onjuist moet worden gehouden.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
6 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.