Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1067
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).
Bij besluit van 11 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.1069, op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen
A.M. Nakamija. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Polen niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechterlijke macht in Polen is niet onafhankelijk. Er is sprake van overvolle opvang. Daarnaast voert eiseres aan dat de situatie van LHBTI in Polen ernstig is. Er is sprake van geweld tegen LHBTI in de Poolse
opvangvoorzieningen waartegen zij geen bescherming zal kunnen inroepen en er is sprake van discriminatie van LHBTI. Verweerder is in het bestreden besluit onvoldoende ingegaan op wat eiseres over de problemen van LHBTI in Polen naar voren heeft gebracht.
Verweerder heeft tijdens het gehoor ook onvoldoende doorgevraagd op de vrees van eiseres voor LHBTI discriminatie. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 29 juli 20211 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 28 april 20212. Ook verwijst eiseres naar de volgende rapporten:
- The Council of Europe, 26 maart 2015, ‘Guaranteeing lesbian, gay, bisexual and
transgender (LGBT) people’s rights: a responsibility for Europe’s towns and regions’3
- The Council of Europe, 25 januari 2021, ‘Protecting LGBTI1 people in the context of rising anti-LGBTI hate speech and discrimination: The role of local and regional authorities’4
- The Council of Europe, 10 februari 2021, ‘New reports show increasing discrimination and attacks on LGBTI people in Poland and Europe as a whole’5
- The New York Times, 24 april 2021, ‘In Poland, an L.G.B.T.Q. Migration As Homophobia Deepens’6
- Devex, 10 juni 2022, ‘LGBT Ukrainians find both solidarity and discrimination in Poland’7
- Human Rights Watch, November 2022, ‘Submission to the Universal Periodic Review of Poland’8
- Human Rights Watch, 15 December 2022, ‘Poland: Rule of Law Erosion Harms
Women, LGBT People’9
- Le Figaro, International, 12 januari 2023, ‘Orientation sexuelle et emploi : la justice européenne élargit les dispositions antidiscriminatoires’10
3. De rechtbank overweegt als volgt. Naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 29 juli 2021, waar eiseres naar verwijst, heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waartegen beroep is ingesteld. Dit beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (MK) op 1 juli 202211 ongegrond verklaard. De rechtbank verenigt zich met deze uitspraak.