ECLI:NL:RBDHA:2023:3155

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
NL23.361
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en 15c-situatie in Libië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Libische nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij gevaar loopt in Libië vanwege problemen die zijn vader heeft ondervonden met milities. De rechtbank heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond, omdat de verklaringen van eiser over zijn eigen problemen niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die niet in behandeling werd genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was. Na een uitspraak van de rechtbank werd eiser toegelaten tot de nationale procedure en diende hij op 20 september 2022 een nieuwe asielaanvraag in.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de problemen van eisers vader geloofwaardig zijn, maar dat dit niet automatisch betekent dat eiser zelf ook problemen heeft ervaren. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Libië gevaar loopt. De rechtbank volgde verweerder in zijn oordeel dat de verklaringen van eiser summier en onsamenhangend waren. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat eiser meerdere keren zonder problemen Libië heeft kunnen in- en uitreizen, wat tegen de geloofwaardigheid van zijn relaas pleit.

De rechtbank heeft ook de 15c-situatie in Libië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van zodanig grootschalig en willekeurig geweld dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en verweerder in het gelijk gesteld. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.361

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

ProcesverloopBij besluit van 29 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. el Manouzi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Libische nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 31 december 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Deze aanvraag is bij besluit van 5 augustus 2022 niet in behandeling genomen, omdat Spanje daarvoor verantwoordelijk was. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 24 augustus 2022 is het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1] Op 7 september 2022 heeft verweerder meegedeeld dat eiser wordt toegelaten tot de nationale procedure, omdat eiser niet tijdig is overgedragen aan Spanje.
3. Op 20 september 2022 heeft eiser de huidige asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij gevaar loopt in Libië vanwege de problemen die zijn vader heeft ondervonden met milities. Eiser heeft twee incidenten meegemaakt met de milities. In 2018 wilde eiser naar Oekraïne vliegen, maar hij werd door een vriend gewaarschuwd dat hij opgewacht en ontvoerd zou worden door een militie als hij naar het vliegveld zou gaan. In 2021 heeft het tweede incident plaatsgevonden. Eiser heeft toen zijn ouderlijk huis bezocht, dat eerder door eisers familie was verlaten vanwege het gevaar van de milities. Vervolgens heeft eiser van een buurman gehoord dat een militie later op diezelfde dag het ouderlijk huis van eiser heeft doorzocht. Eiser is hierna begonnen met het regelen van zijn vertrek uit Libië.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De problemen die eiser stelt te hebben vanwege de problemen van zijn vader acht verweerder niet geloofwaardig, omdat eiser daarover summiere en onsamenhangende verklaringen heeft afgelegd.
5. Eiser voert daartegen aan dat hij voldoende gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over zijn problemen in Libië. De problemen van eisers vader zijn in diens asielprocedure geloofwaardig geacht en vormen een belangrijke aanwijzing dat eiser bij terugkeer naar Libië een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser kan geen verklaring geven hoe het komt dat de militie in 2018 op de hoogte was van zijn vlucht naar de Oekraïne en hij voordien geen problemen had met in- en uitreizen. Eiser stelt nadien wel extra voorzorgsmaatregelen te hebben getroffen wanneer hij moest reizen via het vliegveld. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser zijn veiligheid heeft geriskeerd door zijn ouderlijk huis te bezoeken vanwege een gevoel van heimwee. Eiser nam daarmee namelijk geen risico en hij handelde voorzichtig. Verder voert eiser aan dat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten naar het bestaan van een 15c-situatie [2] in Libië. Tot slot voert eiser tegen het terugkeerbesluit aan dat hij steeds op andere adressen in Libië heeft geschuild en dat hij niet kan terugkeren naar Libië.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geloofwaardigheid van het relaas
6. Hoewel de problemen van eisers vader geloofwaardig zijn bevonden, maakt dit nog niet dat ook aannemelijk is dat eiser daardoor problemen heeft ervaren. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hijzelf problemen heeft ervaren als gevolg van de problemen van zijn vader.
7. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers problemen heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser Libië meerdere keren op legale wijze is in- en uitgereisd met hetzelfde paspoort van dezelfde luchthaven zonder daarbij problemen te hebben ondervonden. Verweerder heeft het ongerijmd kunnen achten dat eiser in 2018 opeens zou worden opgepakt door een militie vanwege de associatie met zijn vader, maar vervolgens wel op een later tijdstip in 2018 en in december 2020 en 2021 probleemloos Libië kon in- en uitreizen van dezelfde luchthaven en daarbij steeds gebruik makend van hetzelfde paspoort. De enkele stelling in beroep dat hij na het incident in 2018 voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, volgt de rechtbank niet nu eiser hierover niet eerder heeft verklaard en hij deze stelling niet nader heeft geconcretiseerd en onderbouwd.
Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat het niet te volgen is dat eiser zijn veiligheid heeft geriskeerd om zijn ouderlijk huis te bezoeken nu hij heeft verklaard dat hij wist dat leden van de militie vaker rondjes liepen bij zijn ouderlijk huis. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiser alleen van horen zeggen heeft dat zijn ouderlijk huis is doorzocht nadat hij naar het huis was teruggekeerd. Het betreft bovendien slechts een vermoeden van eiser dat de personen die volgens hem het huis hebben doorzocht behoren tot een militie.
8. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft vanwege de problemen van zijn vader.
15c-situatie in Libië
9. Voor zover eiser stelt er sprake is van een 15c-situatie in Libië wordt hij daarin door de rechtbank niet gevolgd. Uit vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat de beoordeling of sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn alleen ziet op de vraag of de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is, dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat iedere burger die terugkeert naar dat land of gebied, louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op ernstige schade. [3] Verweerder heeft er terecht op gewezen dat uit het algemeen ambtsbericht van september 2021 volgt dat sprake is van een staakt-het-vuren en dat geen sprake is van een verhoging van het aantal burgerslachtoffers ten opzichte van de vorige verslagperiode. Hoewel de veiligheidssituatie in Libië naar het oordeel van de rechtbank zorgelijk is, blijkt uit de algemeen ambtsbericht van september 2021 over Libië echter niet dat daar sprake is van zodanig grootschalig, willekeurig en wijdverspreid geweld, dat aan de maatstaf van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn is voldaan.
Terugkeerbesluit
10. Nu verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht en de asielaanvraag terecht heeft afgewezen, heeft verweerder terecht een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL22.15179.
2.Een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (2011/95/EU).
3.Zie onder andere de uitspraak van het Hof van 17 februari 2009, zaaknummer: C-465/07, ECLI:EU:C:2009:94, en de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:915.