ECLI:NL:RBDHA:2023:3200
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM en opleggen inreisverbod
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, specifiek op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met een besluit van 4 oktober 2022, en dit besluit is bevestigd in een later besluit van 20 januari 2023. Eiseres, afkomstig uit Kosovo, heeft meerdere aanvragen gedaan voor een verblijfsvergunning, maar deze zijn steeds afgewezen. De rechtbank heeft op 3 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres in de belangenafweging. Eiseres heeft aangevoerd dat haar kinderen sterke banden met Nederland hebben en dat het onredelijk is om hen terug te sturen naar Kosovo. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die verblijf in Nederland rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de belangen van de kinderen in de afweging heeft betrokken en dat de eerdere uitspraken van de rechtbank in Overijssel relevant zijn voor deze beoordeling.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de verblijfsvergunning en het opleggen van een inreisverbod door de staatssecretaris rechtmatig zijn. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.