ECLI:NL:RBDHA:2023:3228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
NL22.15225
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.I.H. Kerstens - Fockens
  • C.M. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor familie en gezin

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd met als doel 'familie en gezin'. Het primaire besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de aanvraag op 5 augustus 2022 had afgewezen, leidde tot bezwaar van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris gevraagd of hij zich verzet tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Aanvankelijk verzet de staatssecretaris zich, maar in een latere brief van 21 februari 2023 geeft hij aan zich niet te verzetten.

De zitting vond plaats op 22 februari 2023, maar partijen zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter overweegt dat, gezien het feit dat de staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek, het verzoek om voorlopige voorziening moet worden toegewezen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn vastgesteld op € 837,- voor de rechtsbijstand. Daarnaast moet de staatssecretaris het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15225
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, v-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘familie en gezin’, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft verweerder verzocht aan te geven of hij zich verzet tegen toewijzing van het verzoek tot op het bezwaar is beslist.
Verweerder heeft bij brief van 26 september 2022 kenbaar gemaakt zich te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, maar heeft vervolgens bij brief van 21 februari 2023 laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2023 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in zijn brief van 21 februari 2023 laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.
2. Het verzoek wordt daarom toegewezen.
3. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet voordat op het bezwaarschrift is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 837,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens - Fockens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.