1.2Verweerder heeft de definitieve berekening van de huurtoeslag gebaseerd op een gezamenlijk toetsingsinkomen van eiser en zijn zoon van € 46.887,-. Omdat het gezamenlijke toetsingsinkomen te hoog is voor de huurtoeslag is de definitieve huurtoeslag voor 2020 vastgesteld op € 0,-. Het teveel ontvangen voorschot van € 2.917,- heeft verweerder van eiser teruggevorderd.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte het inkomen van zijn zoon in aanmerking genomen bij de vaststelling van zijn recht op huurtoeslag. Daarnaast heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door eiser telefonisch te horen op 17 januari 2022. Dit kwam ongelegen en bovendien was de beslistermijn van zijn bezwaar voorafgaand aan de hoorzitting nog verlengd tot 15 april 2022. De hoorzitting had dus ook op een later moment gepland kunnen worden. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat hij het idee had dat er geen goede afweging is gemaakt en dat hij wel voor toeslag in aanmerking komt. Ook heeft eiser toegelicht dat hij door de persoonlijke omstandigheden van zijn zoon geen inzage heeft in zijn inkomen.
Wat vindt verweerder in beroep?
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij het bepalen van de hoogte van eisers’ recht op huurtoeslag het inkomen van de inwonende zoon op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (Wht) terecht is meegenomen. Verweerder stelt verder dat hij eiser weliswaar bij de hoorzitting van 17 januari 2022 direct in de gelegenheid had moet stellen om op een nader moment gehoord te worden, maar dat dit gebrek is hersteld door eiser op 11 april 2022 alsnog opnieuw telefonisch te horen. Eiser heeft toen toegelicht dat zijn zoon vanwege persoonlijke omstandigheden bij hem is komen wonen en dat diezelfde omstandigheden het lastig maken een bijdrage te vragen. De door eiser geschetste omstandigheden kunnen niet leiden tot matiging van de terugvordering. In het bestreden besluit is onvoldoende blijk gegeven van een gemaakte belangenafweging en daarom is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd is. Omdat dit gebrek in het verweerschrift is hersteld, verzoekt verweerder het beroep op grond van artikel 6:22 Awb te passeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Hoorzitting van 17 januari 2022
4. Partijen zijn het er over eens dat verweerder eiser op 17 januari 2022 de mogelijkheid had moeten bieden om op een ander, geschikter moment, te worden gehoord. Verweerder heeft het door hem erkende zorgvuldigheidsgebrek na de beslissing op bezwaar hersteld door op 11 april 2022 opnieuw telefonisch contact met eiser op te nemen en hem in de gelegenheid te stellen om een aanvulling te geven op zijn eerder afgelegde verklaringen. Eiser heeft hier ook gebruik van gemaakt. De rechtbank ziet aanleiding dit zorgvuldigheidsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 Awb, omdat niet is gebleken dat eiseres door dit gebrek in zijn belangen is geschaad.
5. Niet in geschil is dat de zoon van eiser terecht als medebewoner is aangemerkt. Het inkomen van de zoon telt daarom mee voor de berekening van de huurtoeslag. Verweerder is gehouden die inkomensgegevens in zijn besluitvorming te betrekken die volgen uit de aanslag inkomstenbelasting zoals vastgesteld door de inspecteur voor de inkomstenbelasting. Van dit inkomensgegeven kan verweerder bij het berekenen van de huurtoeslag niet afwijken. Als eiser het niet eens is met dat verzamelinkomen en hij vindt dat er sprake is van onjuiste inkomensgegevens, dan moet hij dat aankaarten bij de inspecteur, en niet bij verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen. De beroepsgrond dat het inkomen van de zoon ten onrechte in aanmerking is genomen bij de vaststelling van zijn recht op huurtoeslag, kan in deze procedure dan ook niet baten.
6. In het Verzamelbesluitis opgenomen dat alleen bijzondere omstandigheden zich kunnen verzetten tegen gehele terugvordering, en dat als dergelijke omstandigheden zich voordoen en gehele terugvordering onevenredig is, de Belastingdienst/Toeslagen kan afzien van de terugvordering of het bedrag van de terugvordering kan matigen.