Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit, genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, leidde tot beroep door verzoeker, die tevens vroeg om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 14 februari 2023, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.H.R. de Boer, en een tolk, O.L. Othman. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. de Graaf, diende een verweerschrift in. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL23.1828, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak, het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was en heeft het verzoek afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.