ECLI:NL:RBDHA:2023:3352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
22_6118
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende uitzetting van verzoekster

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag van verzoekster werd afgewezen met een besluit van 5 oktober 2022, waartegen zij bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 maart 2023 behandeld, waarbij partijen zich afmeldden voor de zitting.

De voorzieningenrechter oordeelt op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat, gezien de betrokken belangen en de onverwijlde spoed, een voorlopige voorziening noodzakelijk is. Verweerder heeft in een brief van 1 februari 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek om een voorlopige voorziening, mits verzoekster niet wordt uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en verbiedt de uitzetting van verzoekster tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens wordt verweerder opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden en de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 837,00, te betalen. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier mr. B.L. Meijer, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/6118

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: M. Fitters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 oktober 2022 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Verweerder heeft in een brief van 1 februari 2023 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekster tot dat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
4. Nu partijen het erover eens zijn dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 837,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.