ECLI:NL:RBDHA:2023:3353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL22.24787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Afghaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 december 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. V. Senczuk, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.N.E. Disselkamp.

Op 13 januari 2023 trok de Staatssecretaris de asielbeschikking in en bood aan om de proceskostenvergoeding van verzoeker in beroep te vergoeden. Verzoeker trok daarop zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De Staatssecretaris stelde dat er geen grondslag was voor een proceskostenveroordeling, omdat de gronden van het verzoek gelijkluidend waren aan die van het beroep.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de Staatssecretaris tegemoet was gekomen aan het verzoek van verzoeker en dat hij daarom ook de proceskosten van verzoeker in de voorlopige voorziening moest vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24787
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.N.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met het beroep, met zaaknummer NL22.24786 op 22 december 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen, S. Walli, tolk en [A] , van Stichting [stichting] .
De staatssecretaris heeft op 13 januari 2023 de asielbeschikking ingetrokken en daarbij aangeboden alleen de proceskostenvergoeding van verzoeker in beroep te vergoeden. Verzoeker heeft daarop het beroep met zaaknummer NL22.24786 ingetrokken.
Verzoeker heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken maar daarbij wel verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten.
De staatssecretaris heeft bij brief van 31 januari 2023 bericht dat er geen grondslag bestaat voor een proceskostenveroordeling in de voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft na toestemming van partijen bepaald dat een nadere behandeling op zitting achterwege wordt gelaten en heeft daarna het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2003] .
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb gelden deze artikelen ook in een voorlopige voorzieningenprocedure.
3. Als een verzoek wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de gronden van het verzoek gelijkluidend zijn aan de gronden van het beroep en bij dezelfde brief zijn ingebracht. Volgens de staatssecretaris is er daarom geen sprake van (redelijkerwijs) gemaakte kosten in verband met het verzoek. Hij ziet daarom geen aanleiding voor een afzonderlijke veroordeling in de kosten van de voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter volgt de staatssecretaris hierin niet. Gelet op de uitkomst in de bodemzaak is de staatssecretaris tegemoet gekomen aan het verzoek van verzoeker. De staatssecretaris moet daarom ook de proceskosten van verzoeker in de voorlopige voorziening vergoeden.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.