ECLI:NL:RBDHA:2023:3358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2646 en NL23.2648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.2646 en NL23.2648, waarbij verzoekers, bestaande uit een verzoeker en verzoekster met hun kinderen, een voorlopige voorziening vroegen in het kader van hun asielaanvragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze procedure. De verzoekers hadden op 26 januari 2023 besluiten ontvangen waarin hun asielaanvragen niet in behandeling werden genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van deze aanvragen. Hiertegen hebben verzoekers beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op 6 maart 2023 hebben verzoekers hun verzoeken om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat, aangezien de verzoeken om voorlopige voorziening zijn ingetrokken zonder dat verweerder aan verzoekers tegemoet was gekomen, er geen aanleiding was om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook afgewezen als kennelijk ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.2646 en NL23.2648

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer verzoeker]
[naam verzoekster], verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
tezamen te noemen: verzoekers
mede namens de kinderen:
[kind 1]en
[kind 2].
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluiten van 26 januari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoekers hebben de verzoeken om voorlopige voorziening op 6 maart 2023 ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft niet gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening
wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers de verzoeken om voorlopige voorziening (twee dagen voorafgaand aan de zitting in de beroepsprocedure) hebben ingetrokken, zonder dat is gesteld of gebleken dat verweerder op enige wijze aan hen is tegemoet gekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Er bestaat dan ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die verzoekers in verband met hun verzoeken om voorlopige voorziening hebben gemaakt.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten daarom af als kennelijk ongegrond

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.