ECLI:NL:RBDHA:2023:3412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en ingangsdatum van militair invaliditeitspensioen na bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een militair invaliditeitspensioen aanvroeg, en de staatssecretaris van Defensie als verweerder. De eiser had eerder een invaliditeitspensioen ontvangen, maar verzocht om een verhoging van dit pensioen vanwege nieuwe klachten die niet eerder waren erkend. De rechtbank behandelt de ingangsdatum van het verhoogde invaliditeitspensioen, dat door verweerder is vastgesteld op 20 augustus 2019, en de vraag of deze datum correct is.

De rechtbank oordeelt dat de eiser op 20 augustus 2020 een verzoek heeft ingediend voor een hoger invaliditeitspensioen, en dat volgens artikel 15 van het Besluit Aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen, de verhoging niet eerder kan ingaan dan op de datum van het verzoek. De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerdere besluit niet-ontvankelijk, omdat dit besluit is vervangen door het bestreden besluit 2, dat de eiser wel tegemoetkomt, maar niet in de door hem gewenste ingangsdatum.

De rechtbank concludeert dat de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen correct is vastgesteld op 20 augustus 2019 en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van de eiser en bepaalt dat het door de eiser betaalde griffierecht moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.B. Knook),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.A.L. Knoben).

Procesverloop

Met het besluit van 1 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een hoger militair invaliditeitspensioen (hierna: invaliditeitspensioen) afgewezen.
Naar aanleiding van een nieuwe aanvraag heeft verweerder bij een nieuw primair besluit van 28 juli 2022 eiser een invaliditeitspensioen toegekend naar een mate van invaliditeit van 85% met een bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV) van 30%, vanaf 12 januari 2022.
Met het besluit van 3 augustus 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 1 december 2021 gegrond verklaard en eiser met ingang van 20 augustus 2020 een invaliditeitspensioen toegekend naar een mate van invaliditeit van 85% met een BIV van 30%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Met het besluit van 29 september 2022 heeft verweerder het besluit van 28 juli 2022 herzien en met ingang van 20 augustus 2020 het invaliditeitspensioen verhoogd naar een mate van invaliditeit van 100% met een BIV van 40%.
Op 5 oktober 2022 heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (het bestreden besluit 2). Daarbij heeft verweerder de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen naar een mate van invaliditeit van 100% met een BIV van 40% nader bepaald op 20 augustus 2019.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is uitgezonden geweest naar Afghanistan. Hij had een invaliditeitspensioen, dat op grond van een vaststellingsovereenkomst is berekend naar een invaliditeitspercentage van 80% en een BIV van 30% met ingang van 1 juni 2018. Eiser heeft op 20 augustus 2020 verhoging van het invaliditeitspensioen aangevraagd in verband met bestaande klachten die eerder niet tot een invaliditeitspensioen hebben geleid. Op 30 maart 2022 heeft alsnog een audiometrisch onderzoek plaatsgevonden. Zoals hiervoor onder ‘procesverloop’ aangegeven heeft dit er uiteindelijk toe geleid dat bij het bestreden besluit 2 een invaliditeitspensioen naar een mate van invaliditeit van 100% met een BIV van 40% is toegekend met ingang van 20 augustus 2019.
Wat vindt eiser?
2. Eiser is het niet eens met de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen. Hij vindt dat de ingangsdatum van de dienstverbandaandoening lawaaidoofheid/tinnitus moet worden gesteld op 1 oktober 2006 of in ieder geval een eerdere datum dan 20 augustus 2019. Eiser heeft tijdens zijn diensttijd als tolk in Afghanistan meerdere mortierbeschietingen meegemaakt, waaronder een beschieting van zeer nabij in de periode van eind september/begin oktober 2006.
Wat is het oordeel van de rechtbank.
3.1.
Het beroep is mede gericht tegen het bestreden besluit 2, omdat dit besluit niet volledig aan eiser tegemoet komt. Nu het bestreden besluit 2 het bestreden besluit 1 vervangt, heeft eiser geen belang meer bij zijn beroep tegen het bestreden besluit 1. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaren. Wel bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van het griffierecht.
3.2.
Met betrekking tot de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
3.3.
Artikel 15 van het Besluit Aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Besluit AO/IV) luidt:
1. De pensioenen, pensioenverhogingen en toelagen worden toegekend op aanvraag van de belanghebbende en worden op een jaarbedrag vastgesteld.
2. De pensioenen, pensioenverhogingen en toelagen gaan in op de dag waarop het recht daarop ontstaat.
3. In afwijking van het tweede lid gaat een pensioen, een verhoging of een toelage waarvoor de aanvraag niet tijdig bij Onze Minister is ingekomen niet eerder in dan een jaar voor de dag van binnenkomst van het verzoek.
(…)
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, nu eiser op 20 augustus 2020 heeft verzocht om een hoger invaliditeitspensioen, de verhoging van het invaliditeitspensioen gelet op artikel 15, derde lid, van het Besluit AO/IV niet eerder in kon laten gaan dan op 20 augustus 2019.
3.5.
De rechtbank is verder van oordeel dat de situatie van eiser niet zodanig bijzonder is dat verweerder daarin aanleiding had moeten zien eiser met toepassing van artikel 22 van het Besluit AO/IV met ingang van een eerdere datum dan 19 augustus 2019 een invaliditeitspensioen op basis van de gehoorbeschadiging/tinnitus toe te kennen.
Verder stelt de rechtbank vast dat de eerste vaststelling van een invaliditeitspensioen is geschied bij besluit van 15 oktober 2018 waarbij aan eiser een invaliditeitspensioen is toegekend naar een mate van invaliditeit van 43% met ingang van 1 juni 2018. Dit besluit staat in recht vast en eiser heeft geen verzoek gedaan om terug te komen van dat besluit.
Conclusie
3.6.
Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond.
3.7.
Gelet op wat in 3.1. is overwogen veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1) en € 48,42 aan reiskosten. Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.722,42.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.