ECLI:NL:RBDHA:2023:3434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
SGR 21/5050
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaarschrift Participatiewet

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, met zaaknummer SGR 21/5050. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een uitkeringsspecificatie van 27 maart 2021, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn was ingediend. De eiser stelde dat hij pas kort voor het indienen van het bezwaar door een hulpverlener op de hoogte was gesteld van zijn status als adresloze, en dat deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar was. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de eiser was om zijn specificaties tijdig te controleren en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5050

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Procesverloop

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van 27 maart 2021.
In het besluit van 14 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2022 op zitting behandeld. De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met de zaken met kenmerk SGR 20/3318, SGR 20/4673 en SGR 21/5761. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt een uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw). Uit de salarisspecificatie van 27 maart 2021 blijkt dat verweerder eiser over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 heeft aangemerkt als een adresloze en hem een uitkering naar de norm van een alleenstaande heeft toegekend met een korting van 18 % wegens het ontbreken van woonlasten.
2. Bij besluit van 14 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen deze salarisspecificatie niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
3. Eiser voert hiertegen aan dat een hulpverlener pas een week voorafgaand aan zijn bezwaar hem erop heeft gewezen dat verweerder hem als adresloze heeft aangemerkt. De termijnoverschrijding is dan ook verontschuldigbaar. Daarnaast heeft verweerder op 3 mei 2022 een correctiebesluit genomen en verweerder moet dat besluit juist uitvoeren. Verder voert hij aan dat hij in die periode recht had op een volledige uitkering naar de norm van een alleenstaande omdat hij op dat moment nog steeds ingeschreven stond op het adres [adres] [nummer] te [plaats].
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8 Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
4.2.
De specificatie is gedateerd op 27 maart 2021. Verweerder heeft de specificatie op 22 maart 2021 ter post aangeboden. Eiser heeft niet betwist dat hij de specificatie tijdig heeft ontvangen. De rechtbank gaat ervan uit dat eiser de specificatie op 27 maart 2021 heeft ontvangen, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 7 mei 2021.
4.3.
Eiser heeft op 11 mei 2021 via een formulier op de website van verweerder bezwaar gemaakt. Dat is na afloop van de bezwaartermijn van zes weken. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
4.4.
De stelling van eiser dat een hulpverlener eerst in de week voorafgaand aan zijn bezwaar hem erop heeft gewezen dat verweerder hem een uitkering naar de norm van een adresloze heeft toegekend en daarmee de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is, treft geen doel. Het ligt op de weg van eiser om zelf zijn specificaties na te kijken, of deze anders tijdig aan een derde voor te leggen. Daarnaast was het bezwaar van eiser waarschijnlijk tijdig geweest als hij direct na de constatering van de hulpverlener een bezwaarschrift had ingediend. Nu eiser dat heeft nagelaten en een week heeft gewacht voordat hij bezwaar heeft gemaakt, dienen de gevolgen hiervan voor zijn rekening en risico te blijven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder heeft om die reden terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt daarom niet toe aan de bespreking van de overige gronden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.