In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Libische nationaliteit heeft, heeft op 24 februari 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek op 13 maart 2023 gesloten en op 14 maart 2023 uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtsgeldig was en dat de gronden voor de maatregel voldoende waren onderbouwd. Eiser betoogde dat de maatregel onrechtmatig was omdat deze geen rechtsgeldige elektronische handtekening bevatte, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan, gelet op zijn medische situatie. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende had doorgevraagd naar eisers medicatiegebruik en dat de medische omstandigheden van eiser in de beslissing waren meegewogen.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.