ECLI:NL:RBDHA:2023:3451
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel door Slowakije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Slowakije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.G. Wiebes. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfi-Kovacs, heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, in combinatie met de Dublinverordening. Eiser voerde aan dat de verlengde overdrachtstermijn van 18 maanden onterecht was, omdat hij tijdelijk niet in de opvang verbleef. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht aannam dat eiser de opvang had verlaten met de bedoeling om zich te onttrekken aan de autoriteiten, wat leidde tot een verlenging van de overdrachtstermijn.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd dat Slowakije de overdrachten had opgeschort. De rechtbank oordeelde dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Slowakije zich aan de afspraken zou houden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 februari 2023.