ECLI:NL:RBDHA:2023:3454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
NL22.22181, NL22.22182, NL22.22186 en NL22.22187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak met intrekking van bestreden besluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de proceskostenveroordeling in een asielprocedure. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, hadden beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Talsma, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel werden afgewezen. De rechtbank heeft op 24 november 2022 een zitting gehouden, waarbij de verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Tijdens deze zitting is het onderzoek geschorst en zijn er afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een proces-verbaal.

Op 27 december 2022 heeft de Staatssecretaris de bestreden besluiten ingetrokken en aangegeven dat opnieuw op de aanvragen van verzoekers zal worden beslist. Verzoekers hebben vervolgens hun beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, inclusief IMMO-kosten. De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken van verzoeker en verzoekster samenhangende zaken zijn en heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-. De rechtbank heeft echter geen vergoeding toegekend voor de IMMO-kosten, omdat niet is vastgesteld dat deze kosten zijn gemaakt of dat er onderzoek door het IMMO heeft plaatsgevonden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is op 3 februari 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.22181, NL22.22182, NL22.22186 en NL22.22187

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], verzoekers V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Procesverloop

In de besluiten van 24 oktober 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvraag van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2022. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is als tolk verschenen J.W. de Man.
Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en met partijen afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het verkort proces-verbaal van 24 november 2022.
In het besluit van 27 december 2022 heeft verweerder de bestreden besluiten ingetrokken en medegedeeld dat opnieuw op de aanvraag van verzoekers van 6 januari 2022 zal worden beslist. Verweerder heeft daarbij al aangegeven dat hij bereid is de proceskosten van verzoekers te vergoeden.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verzoekers hebben daarbij verzocht om verweerder ook op te dragen de IMMO-kosten ten bedrage van € 5.460,- te vergoeden.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat de aankondiging van het IMMO-rapport geen aanleiding heeft gevormd om de bestreden besluiten in te trekken. Subsidiair stelt
verweerder zich op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld welke IMMO-kosten redelijk zijn, omdat niet duidelijk is of er reeds onderzoeken door het IMMO zijn gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De rechtbank merkt allereerst op dat abusievelijk vier zaaknummers voor het beroep van verzoekers zijn aangemaakt. Er hadden in dit geval echter hoogstens twee zaaknummers aangemaakt moeten worden: één zaaknummer voor het beroep verzoeker (NL22.22181) en één zaaknummer voor het beroep van verzoekster (NL22.22182).
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekers door de bestreden besluiten in te trekken.
5. Naar het oordeel van de rechtbank zijn het beroep van verzoeker en het beroep van verzoekster samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb omdat de procedures gelijktijdig zijn opgestart met één formulier en de gronden van het beroep van 8 november 2022 identiek zijn. De gemachtigde heeft ook maar één beroepschrift ingediend in beide zaken en er heeft één zitting plaatsgevonden voor beide zaken. De omstandigheid dat het hier om twee zaken gaat heeft niet geleid tot meer werk.
6. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 837,- en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
7. De rechtbank veroordeelt verweerder niet in de kosten die verband houden met het IMMO-onderzoek en rapportage, omdat de aankondiging van het IMMO-rapport voor verweerder geen aanleiding heeft gevormd om de bestreden besluiten in te trekken. De reden voor de intrekking van de bestreden besluiten was voor verweerder gelegen in het constateren van een gebrek in de besluiten dat geen verband hield met het aangekondigde IMMO-onderzoek. Bovendien is niet vast komen te staan dat in onderhavige zaken door het IMMO onderzoek is gedaan en dat verzoekers de kosten voor het verrichten van onderzoek en rapportage door het IMMO hebben voldaan.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.