ECLI:NL:RBDHA:2023:3458

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26722
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij Nederland had vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op grond van de Dublinverordening.

Eiser betwistte de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder in zijn algemeenheid van dit beginsel mag uitgaan. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd bevestigd dat Spanje voldoet aan de vereisten van de Dublinverordening. Eiser had de last om aan te tonen dat in zijn specifieke geval niet van het vertrouwensbeginsel kon worden uitgegaan, maar de rechtbank vond geen aanleiding om aan te nemen dat de situatie in Spanje zodanig was verslechterd dat dit beginsel niet meer van toepassing was.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 februari 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26722
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).
Procesverloop
Bij besluit van 28 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.26723, op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Verweerder verwijst naar uitspraken van de Afdeling van 12 mei 20221 en 26 april 20222, waarin uitsluitend wordt verwezen naar een

1.ECLI:NL:RVS:2022:1394.

uitspraak van de Afdeling van 8 juli 20213. In deze uitspraak is het AIDA-rapport van april 2020 meegenomen, maar daarin is geen recente informatie meegenomen. Dat de informatie waarnaar in de bestreden beschikking wordt verwezen niet recent is volgt ook uit de omstandigheid dat de Afdeling in de uitspraak van 8 juli 2021 stelt dat uit het AIDA-rapport van april 2020 blijkt dat de Spaanse autoriteiten maatregelen hebben getroffen voor Dublinclaimanten om de toegang tot de opvangvoorzieningen te verbeteren. Uit het AIDA- rapport van 29 april 2022 ten aanzien van Spanje volgt derhalve dat de getroffen maatregelen onvoldoende zijn geweest nu er nog steeds sprake is van het dakloos zijn van Dublinterugkeerders en moeilijkheden met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure voor Dublinterugkeerders. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen dan wel gebrekkig gemotiveerd.
3. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 8 juli 2021 en van 12 mei 2022. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
4. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er in zijn situatie niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. Uit het AIDA-rapport van 29 april 2022 volgt niet dat de situatie in Spanje na de vorige AIDA- rapporten dusdanig is verslechterd dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dit nieuwe rapport verschilt niet wezenlijk van het AIDA-rapport waarop de Afdeling zich heeft gebaseerd in haar uitspraak van 8 juli 2021. Dat de problemen waar in het AIDA-rapport van april 2020 over wordt gesproken ook beschreven staan in het AIDA-rapport van 29 april 2022 betekent niet dat enkel op grond daarvan geoordeeld kan worden dat er sprake is van structurele tekortkomingen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

3.ECLI:NL:RVS:2021:1481.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 februari 2023
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.