ECLI:NL:RBDHA:2023:3459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die de Burkinese nationaliteit heeft, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 24 februari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd heeft gekregen, omdat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht op basis van de Dublinverordeningen en er een significant risico is dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de wens om naar Duitsland terug te keren en de aanwezigheid van psychische problemen, gewogen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom geen lichter middel is ingezet en dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5882

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 1 maart 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 3 maart 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 10 maart 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Burkinese nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [1] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [2] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
  • 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [3] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de grondslag van de maatregel en de gronden die
aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De rechtbank acht de
grondslag juist. De gronden zijn feitelijk juist, voldoende toegelicht, en voldoende om een significant risico aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze kunnen de maatregel van bewaring dragen.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen lichter middel is ingezet. Hiertoe stelt hij dat hij in het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring (meermaals) heeft aangegeven naar Duitsland terug te willen. Hij stelt in het bezit te zijn van een ‘Duldung’. [4] Tot slot voert hij aan dat hij kampt met psychische problemen.
5. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel in dit geval doeltreffend is toe te passen. De enkele stelling van eiser dat hij naar Duitsland wil terugkeren, is onvoldoende, temeer nu sprake is van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Dat hij in het bezit is van een ‘Duldung’ maakt dit niet anders. Zoals verweerder terecht opmerkt in het verweerschrift kan hij hiermee niet terugkeren naar Duitsland. Verder heeft verweerder eisers medische omstandigheden kenbaar meegewogen in de maatregel van bewaring. Verweerder heeft in de maatregel van bewaring terecht overwogen dat de medische zorgverlening binnen het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de medische zorg in de vrije maatschappij. Niet is gebleken dat eiser detentieongeschikt is.
6. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was
.
7. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Een Duldung is een tijdelijk uitstel van terugkeer naar het land van herkomst en wordt meestal uitgegeven of verlengd voor zes maanden of korter. Deze Duldung wordt uitgegeven aan uitgeprocedeerde asielzoekers die niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst.