In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op het door haar ingediende bezwaarschrift tegen de afwijzing van haar op 29 oktober 2020 ingediende aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 op zitting behandeld, waarbij eiseres en verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank de zaak beoordeeld.
De rechtbank oordeelt dat als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, de betrokkene daartegen in beroep kan gaan. Voordat beroep kan worden ingesteld, moet de betrokkene het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke stellen. In dit geval is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard, omdat eiseres zich niet kon verenigen met het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat verweerder de maximale dwangsom verschuldigd is, vastgesteld op € 1.442,-.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten, vastgesteld op € 837,-, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en ter zitting is verschenen.