Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], verzoeker,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een visum voor kort verblijf had aangevraagd, was in beroep gegaan tegen een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken. Dit besluit, genomen op 26 juni 2022, verklaarde het bezwaar van verzoeker tegen de weigering van het visum kennelijk ongegrond. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat in een eerdere uitspraak, met nummer NL22.16742, het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk was verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde als griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.