ECLI:NL:RBDHA:2023:3628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
NL22.15046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning op basis van gezinsherenigingsrichtlijn en de beoordeling van persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, geboren in 1987 en van Ecuadoraanse nationaliteit, had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was verleend op basis van haar relatie met haar ex-partner. De Staatssecretaris heeft op 20 april 2022 de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken, met terugwerkende kracht vanaf 4 april 2022, omdat de relatie met haar ex-partner was verbroken. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 11 juli 2022.

Tijdens de zitting op 23 februari 2023 is eiseres niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres in haar beroep beoordeeld. Eiseres stelde dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 17 van de Richtlijn 2003/86/EG, omdat er geen rekening was gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres in de bezwaarfase geen individuele omstandigheden had aangevoerd en dat haar beroep op de gezinsherenigingsrichtlijn niet opging, aangezien zij meerderjarig was en haar leeftijd niet ter discussie had gesteld.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had afgezien van het horen in bezwaar, omdat de bezwaren van eiseres niet tot een andere beslissing konden leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. H. Tchang.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15046

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Ӧ. Saraҫ),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kara).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam persoon] ’ ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 4 april 2022.
Bij besluit van 11 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 op zitting behandeld
.Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1987 en bezit de Ecuadoraanse nationaliteit. Zij is met ingang van 8 maart 2021 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf bij haar toenmalig partner [naam persoon] (ex-partner). De vergunning was in beginsel geldig tot 8 maart 2026.
2. In het primaire besluit heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken omdat haar ex-partner via een meldingsformulier bij verweerder heeft aangegeven dat de relatie verbroken is per 4 april 2022. Volgens verweerder was er dus geen sprake meer van een duurzame en exclusieve relatie, een van de voorwaarden van de aan eiseres verleende vergunning. In het bestreden besluit heeft verweerder, mede omdat niet in geschil is dat de relatie tussen eiseres en ex-partner is verbroken, het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
3. Eiseres verwijst naar de gronden die zij in de bezwaarfase heeft ingediend en verzoekt de rechtbank om deze in beroep als herhaald en ingelast te beschouwen.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd heeft gereageerd op de standpunten uit het bezwaarschrift van eiseres. Wanneer eiseres deze standpunten in beroep herhaalt moet zij specifiek aangeven waarom de motivering van verweerder in het bestreden besluit niet juist is op die punten. Aangezien eiseres dit niet heeft gedaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat die motivering onvoldoende of onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 17 van de Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (Gezinsherenigingsrichtlijn). Het strikt toepassen van het beleid druist in tegen de individuele beoordeling die door dit artikel wordt vereist. Eiseres stelt dat verweerder geen rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden omdat zij als lid van het gezin als minderjarige zal achterblijven.
4.1.
De rechtbank oordeelt dat eiseres met het indienen van haar bezwaar de gelegenheid heeft gehad om individuele omstandigheden aan te voeren als bedoeld in artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Eiseres heeft echter geen enkele individuele omstandigheid aangevoerd. Pas in beroep voert zij aan dat zij als lid van een gezin als minderjarige zal achterblijven. De rechtbank overweegt dat deze stelling op een misvatting moet berusten, nu eiseres meerderjarig is en zij haar leeftijd nergens in de procedure ter discussie heeft gesteld. Dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn is niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar. Zij wijst er in dit verband op dat zij een groot aantal bewijsstukken heeft ingediend ter onderbouwing van de aanvraag en het bezwaarschrift.
5.1.
De rechtbank oordeelt dat verweerder van het horen in bezwaar heeft mogen afzien. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, was direct duidelijk dat de bezwaren van eiseres niet tot een andere beslissing konden leiden. Van door eiseres in de bezwaarfase ingediende bewijsstukken is de rechtbank uit het dossier niet gebleken. Van stukken behorend bij een thans voorliggende aanvraag is evenmin gebleken. De onderhavige procedure betreft geen aanvraag, maar een intrekking. Voor zover eiseres doelt op de stukken die destijds bij de aanvraag van de inmiddels ingetrokken verblijfsvergunning zijn overgelegd, kan dit haar niet baten. Die stukken betreffen immers de relatie met ex-partner en zijn financiële positie. Vaststaat dat die relatie verbroken is en dat dit nu juist de grond voor intrekking van de verblijfsvergunning is. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.